72
b) Ingebruikname
• Gebruik uitsluitend batterijen/accu’s die geschikt zijn voor het voertuig. Gebruik de verbrandingsmotor nooit via een
adapter, ook niet om het model te testen.
Het voertuig mag uitsluitend ofwel door middel van 4 batterijen of 4 NiMH-accu’s van het type AAA/micro worden
aangedreven.
• Schakel bij de ingebruikname steeds eerst de zender in. Pas daarna mag de stroomvoorziening van het voertuig
met de rijregelaar verbonden en de rijregelaar ingeschakeld worden. Dit kan anders tot onvoorziene reacties van
het voertuig leiden!
Plaats het voertuig voor het aansluiten van de stroomtoevoer op een geschikte ondergrond, zodat de
wielen vrij kunnen draaien.
Controleer de schakelinstelling van de in-/uitschakelaar van de rijregelaar en breng deze in de stand
“OFF” (uitgeschakeld).
Schakel de zender in (indien nog niet gebeurd). Controleer zijn werking (vb. bedrijfsweergave van de
zender). Wanneer de batterijen/accu’s zwak zijn, vervangt u deze door een nieuwe set.
Breng op de zender de trimming voor de gas-/remfunctie in de middelste stand.
Plaats ofwel 4 batterijen of 4 accu’s van het type AAA/micro in het voertuig.
Houd het voertuig vast, breng de motor nog niet in. Gevaar voor verwondingen! Houd het voertuig nooit
aan de wielen vast!
Zet eerst de rijregelaar aan.
• Controleer of het voertuig, zoals verwacht op commando´s afstandsbesturing reageert (besturing en aandrijving),
voordat u het van de ondergrond neemt en het met wielen op de bodem plaatst.
Stel de trimming voor gas-/remhendel op de zender zodanig in, dat zich bij volledig loslaten van de gas-/
remhendel (neutrale stand) van de motor niet meer draait.
Stel tenslotte op de zender de trimming voor de besturing in zodat de wielen ongeveer recht staan. Een
precieze instelling voor rechtdoor rijden kan later tijdens het rijden gebeuren.