82
GB
D
F
I
NL
E
P
GR
RU
TR
9.5. Het installeren van een aftakkingspijp
Zie voor details de gebruikershandleiding bij het optionele aftakkingspakket voor
de koelstofpijpen.
[Fig. 9.5.1] (P.6)
Å
Verbindingsstuk
A
Naar buitenapparaat
B
Naar aftakkingspijpen of binnenapparaat
C
Horizontaal
D
Binnen een bereik van
±
15˚
E
Naar boven gericht (Naar beneden gericht is niet mogelijk)
•
Behalve aan de gaskant van de CMY-Y202F en de CMY-302F, bestaan er
geen beperkingen voor de bevestigingsposities van de koppelstukken.
•
Zorg dat de aftakkingspijpen voor de gaskant van de CMY-Y202-F en de CMY-
302F horizontaal of naar boven gericht worden bevestigd (zie Fig. 9.5.1).
•
Er is geen beperking op de bevestigingspositie van de verbindingsstukken.
•
Wanneer de diameters van de koelstofpijpen die zijn geselecteerd volgens de
procedures op pagina
3
tot
4
verschillen van de grootte van het verbindings-
stuk, dient u een verloopstuk te gebruiken voor het aansluiten van pijpen met
verschillende diameters. Een verloopstuk voor verschillende pijpdiameters is
bijgesloten in het pakket.
[Fig. 9.5.2] (P.6)
Å
Aftakkingsstuk
A
Naar buitenapparaat
B
Naar binnenapparaat
C
Pijpensnijder
D
of
E
Verloopstuk
•
Er is geen beperking op de bevestigingspositie van het aftakkingsstuk.
•
Als de diameter van de koelleiding die is gekozen aan de hand van de proce-
dure op pagina
3
tot
4
verschilt van de diameter van het koppelstuk, gebruik
dan een verloopstuk om het verschil in diameter op te vangen. Dit verloopstuk
wordt meegeleverd.
•
Wanneer het aantal pijpen dat aangesloten moet worden kleiner is dan het
aantal aftakkingen op het aftakkingsstuk, plaats dan een afsluitdop op de plaats
die niet wordt aangesloten. De afsluitdop wordt met het pakket meegeleverd.
[Fig. 9.5.3] (P.6)
Å
Distributeur (vloeistof)
A
Zelf aan te schaffen leidingen
B
Eenheid met variabele capaciteit
C
Eenheid met constante capaciteit
•
Monteer de distributeur (vloeistof, optioneel CMC-30A) op zo’n manier dat de
hoek die deze maakt met het horizontale vlak nooit meer dan
±
15 ˚C is (zie
Fig. 9.5.3).
Als de leidingen via de voorkant naar buiten komen
(1) Verwijder de koperen dop en de rubber pakking die aan de leiding en de flens
van de distributeur (gas) (optie) zijn bevestigd.
(2) Zet de knie‘n (
B
) buiten het apparaat op de juiste wijze in elkaar en soldeer
deze vast (zie Fig. 9.4.1).
Hardsoldeer de aansluitpijp (
IJK
) eveneens, overeenkomstig type (8).
(3) Soldeer het verbindingsstukje (
G
) en de knieën die in stap (2) in elkaar zijn
gezet aan de distributeur (gas) zodat het verbindingsstukje wordt bevestigd,
zoals in Fig. 9.4.2. getoond. Zie Fig. 9.4.3. voor de assemblageprocedure. Als
u de leidingen soldeert, koel de kant van de distributeur waar wordt gesoldeerd
dan met een natte doek, zodat deze niet oververhit raakt.
(4) Sluit de olieverdeelleiding (ø 12,7) aan op de kogelklep van de eenheid met
variabele capaciteit (olieverdeling) en de eenheid met constante capaciteit.
(5) Sluit de leiding met een diameter van 15,88 die wordt afgetakt van de distributeur
(vloeistof) aan op de kogelklep van de eenheid met variabele capaciteit
(vloeistofzijde).
(6) Plaats de distributeur (gas) in de eenheid met variabele capaciteit en sluit
deze aan op de flens van de kogelklep (gaszijde). (Gebruik hiervoor een dop-
sleutel met verlengstuk.) Als u de distributeur monteert, vergeet dan niet om
de bijgeleverde pakking tussen de kogelklep (gaszijde) en de flens van de
distributeur aan te brengen.
(7) Maak de plaat van de distributeur (gas) met schroeven vast aan het frame van
de eenheid.
(8) Aansluiten en hardsolderen: de ø 38,1 bij het 600-type, ø 34,92 bij het P600-
type, ø 41,28 bij het (P)650~750-type, gaspijp (hoofdpijp) en ø 28,58 gaspijp,
welke de eenheid met constante capaciteit met de verdeler (gas) verbindt.
Als de leidingen via de onderkant naar buiten komen
(1) Verwijder de koperen dop en de rubber pakking die aan de leiding en de flens
van de distributeur (gas) (optie) zijn bevestigd.
(2) Zet de knieën (
B
), overeenkomstig type, hardsoldeer de aansluitpijp (
IJK
)
buiten het apparaat op de juiste wijze in elkaar en soldeer deze vast. (zie
Fig. 9.4.4.)
(3) Soldeer het verbindingsstukje (
H
) n de knieën die in stap (2) in elkaar zijn
gezet aan de distributeur (gas). Zie Fig. 9.4.5 voor de assemblageprocedure.
Als u de leidingen soldeert, koel de kant van de distributeur waar wordt
gesoldeerd dan met een natte doek, zodat deze niet oververhit raakt.
De rest van de procedure is hetzelfde als beschreven onder de kop “Als de leidin-
gen via de voorkant naar buiten komen”.
Voorzichtig:
Als u soldeert, zorg dan voor afkoeling met een natte lap, zodat de flenzen en
uiteinden van de zijleidingen van de distributeur niet oververhit raken.
- Dit onderdeel kan worden beschadigd als het te heet wordt.
9.6
Luchtdichtheidsproef, ontluchting en bijvullen van koelstof
1
Luchtdichtheidsproef
De luchtdichtheidsproef dient te worden uitgevoerd met de afsluiter van het buitenapparaat gesloten en breng de verbindingspijpen en het binnenapparaat onder druk
via de dienstopening van de afsluiter op het buitenapparaat. (Breng altijd druk aan via het serviceluik van zowel de lagedruk- als de hogedrukpijp.)
[Fig. 9.6.1] (P.6)
A
Stikstofgas
B
Naar binnenapparaat
C
Systeemanalysator
D
Laag-knop
E
Hoog-knop
F
Afsluiter
G
Lagedrukpijp
H
Hogedrukpijp
I
Buitenapparaat
J
Dienstopening
<R407C-modellen>
De methode voor het uitvoeren van de luchtdichtheidsproef is in essentie gelijk aan die voor R22 modellen. Aangezien de beperkingen een grote invloed hebben op de
verslechtering van de koelmacine-olie, dient u zich er altijd aan te houden. Ook met niet-azeotropische koelstoffen (R407C, enz.) kunnen gaslekken tot gevolg hebben dat
de samenstelling anders wordt, waardoor de prestaties verminderen. Voer de luchtdichtheidsproef daarom zorgvuldig uit.
Beperking
• Indien een ontvlambaar gas of lucht (zuurstof) wordt gebruikt
voor het op druk brengen, kan het ontvlammen of exploderen.
• Gebruik geen andere koelstof dan die welke staat aangegeven
op het apparaat.
• Afdichten met gas uit een cilinder zorgt ervoor dat de samenstel-
ling van de koelstof in de cilinder verandert. (R407C-modellen)
• Gebruik een drukmeter, vuldoos en andere onderdelen die spe-
ciaal zijn bedoeld voor R407C. (R407C-modellen)
• Een elektrische lekdetector voor R22 kan geen R407C-lekkage
detecteren.
• Gebruik geen halogeenlamp. (Hierbij kunnen geen lekken wor-
den gedetecteerd.)
Procedure voor luchtdichtheidsproef
1. Op druk brengen met stikstofgas
(1) Breng het met stikstof tot de ontwerpspanning (2,94 Mpa) op druk en laat het ongeveer een
dag staan om tot rust te laten komen. Indien de druk niet zakt, is de luchtdichtheid goed.
Indien de druk echter wel zakt kunt u, aangezien de plaats van het lek niet bekend is, de
volgende bellentest uitvoeren.
(2) Nadat u het systeem op de hierboven beschreven manier op druk heeft gebracht, dient u
optrompaansluitingen, gesoldeerde aansluitingen, flenzen en andere onderdelen die kunnen
lekken te bespuiten met een middel dat bellen kan vormen (Kyuboflex, etc.) en visueel te
controleren of er zich ergens bellen vormen.
(3) Na de luchtdichtheidsproef, dient u het middel dat bellen kan vormen weg te vegen.
2. Op druk brengen met koelstofgas en stikstofgas
(1) Nadat u het systeem op een druk van ongeveer 0,2 MPa heeft gebracht, brengt u het op de
bedrijfsdruk (2,94 MPa) met behulp van stikstofgas.
U dient de druk echter niet in één keer aan te brengen. Tijdens het op druk brengen dient u te
stoppen en te controleren of de druk niet zakt.
(2) U dient op gaslekken te controleren via controle van optrompaansluitingen, gesoldeerde aan-
sluitingen, flenzen en andere onderdelen die kunnen lekken door gebruik te maken van een
elektrische gaslekdetector, compatibel met R407C.
(3) Deze test kan worden gebruikt samen met de bellentest voor gaslekken.