14
80834 REV ED
NL
NL
Deel 6.0 Gebruiks- en opslagcondities
Gebruiksconditie
Omgevingstemperatuur
10 – 40°C
Relatieve vochtigheid
30% – 70%
Luchtdruk
70 – 106 kPa
Opslagconditie
Omgevingstemperatuur
-25 – +55°C
Relatieve vochtigheid
10% – 85%
Luchtdruk
70 – 106 kPa
Deel 7.0 Preventief onderhoud
7.1 Algemene
controles
De gebruiker moet controleren of de generator en alle kabels en onderdelen op de transducer niet
beschadigd zijn voordat er met een procedure wordt begonnen.
7.2 Periodieke
veiligheidscontroles
De veiligheidscontroles moeten ten minste elke 24 maanden worden uitgevoerd.
De controle kan
alleen worden uitgevoerd door iemand met een geschikte opleiding en praktijkervaring. Alle apparatuur die
wordt gebruikt bij de veiligheidscontrole moet gekalibreerd zijn. Gyrus ACMI raadt aan om de eenheid te
retourneren voor een veiligheidscontrole of om contact op te nemen met uw plaatselijke vertegenwoordiger
voor informatie over onderhoudscontracten.
Deel 8.0 Probleemoplossing
8.1 Probleemoplossing
Beschrijving van
onregelmatigheid
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Stroom-LED brandt
niet
De stroomkabel is niet goed in een
aansluitpunt bevestigd.
Sluit de stroomkabel aan op het aansluitpunt.NB:
controleer of de stroomschakelaar in de UIT-stand
staat voordat deze wordt aangesloten.
De stroomkabel is niet goed in de
generator bevestigd.
Sluit de stroomkabel aan op de generator.NB:
controleer of de stroomschakelaar in de UIT-stand
staat voordat deze wordt aangesloten.
De stroomschakelaar is niet aangezet. Zet de schakelaar AAN.
De zekering is doorgebrand.
Vervang de zekering zoals beschreven in het
onderstaande deel 8.2 “Zekering vervangen”.
Fout-LED brandt.
Voetschakelaar is niet aangesloten op
de generator.
Sluit de voetschakelaar aan op de generator.NB:
controleer of de stroomschakelaar in de UIT-stand
staat voordat deze wordt aangesloten.
Transducer is niet aangesloten op de
generator.
Steek de transducer in de generator.
Let op: controleer of de stroomschakelaar in de UIT-
stand staat alvorens aan te sluiten.
Slechte prestaties of
lage stroomtoevoer
• Verkeerd afgestemde sonde
• Losse sonde
• Het systeem opnieuw afstemmen (Deel 3.1)
• De sonde opnieuw vastdraaien en het systeem
nogmaals afstemmen.
8.2 Zekering
vervangen
Waarschuwing
Controleer of de stroomkabel is ontkoppeld van het instrument voordat u de zekeringhouder opent.
1. Verwijder de zekeringhouder met een platte schroevendraaier om de zekering bloot te leggen.
2. Vervang de kapotte zekering door een nieuwe zekering (TYPE T 250V 5A).
3. Plaats de zekeringhouder weer stevig op de generator.