136
12. Reiniging en onderhoud
Indien u met het voertuig hebt gereden, laat u alle onderdelen (bijv. motor, uitlaat, enz.) eerst volledig afko-
elen.
Verwijder na het rijden stof en vuil van het gehele voertuig. Gebruik bijv. een langharige schone kwast en een stofzu-
iger. Sprays met perslucht kunnen ook zeer nuttig zijn.
U mag geen reinigingssprays of gewone schoonmaakmiddelen gebruiken. Hierdoor kan het product be-
schadigd raken en bovendien leiden dergelijke middelen tot verkleuringen aan de kunststof onderdelen of
de carrosserie.
Was het voertuig nooit met water af, vb. met een hogedrukreiniger. Daardoor worden de motor, ontvanger
en servo‘s vernietigd.
Voor het schoonvegen van de carrosserie kunt u een zachte en licht vochtige doek gebruiken.
Alle bewegende en gelagerde delen moeten na elke reiniging van het model of na meerdere ritten met dunvloeibare
smeerolie of spuitvet gesmeerd worden. Overtollige olie/vet moet worden verwijderd zodat zich geen stof kan afzet-
ten.
Met regelmatige tussenpozen moeten er onderhoudswerkzaamheden en functiecontroles aan het voertuig uitgevo-
erd worden. Deze zorgen voor een storingsvrije werking en duurzame rijprestaties.
Door de trillingen van de motor en schokken tijdens het rijden, kunnen er onderdelen en schroefverbindingen losra-
ken. Bovendien zijn bepaalde onderdelen van het voertuig onderhevig aan normale slijtage (vb. banden, koppeling,
remschoenen, luchtfilter, gloeikaarsen), resp. vereisen regelmatig onderhoud (vb. luchtfilter reinigen/vervangen en
smeren).
Controleer daarom voor elke rit de volgende posities:
• Vaste zit van de wielmoeren en alle schroefverbindingen van het voertuig
• Toestand van de luchtfilter (evt. reinigen/verfvangen en met luchtfilterolie insmeren)
• Correcte Bevestiging van de servo´s
• Vastkleven van de banden op de velgen, resp. de toestand van de banden
• Bevestiging van alle kabels (deze mogen niet in bewegende delen van het voertuig raken)
• Vaste zitting en toestand van de brandstofslangen, dichtheid van het brandstofsysteem
• Werking van de gloeikaarsen
• Toestand van de remschoenen
• Bedrijfsgereedheid van de servostang voor de besturing van de carburator en de rem
• Bedrijfsgereedheid van de besturing
Kijk bovendien het model vóór elk gebruik na op beschadigingen. Indien u beschadigingen vaststelt, mag u
het voertuig niet gebruiken of in gebruik nemen.
Als versleten voertuigonderdelen (vb. banden) of defecte voertuigonderdelen (vb. een gebroken draagarm)
moeten worden vervangen, dan mag u enkel originele vervangonderdelen gebruiken.
Summary of Contents for 490150
Page 142: ...142 ...
Page 143: ...143 ...