92
HET LUCHTFILTER REINIGEN
WAARSCHUWING: Schakel de motor uit, blijf uit de buurt van
open vuur en rook niet.
Controle- en reinigingsinterval: Dagelijks (iedere 10 bedrijfsuren)
Zet met de chokehendel (4) de choke helemaal dicht en houd de carburateur
–
vrij van stof of vuil.
Draai de bevestigingsbout (7) los.
–
Verwijder de lucht
fi
lterkap (1) door aan de onderkant te trekken.
–
Verwijder de lucht
fi
lterelementen (2) (6) en tik ertegen om het vuil te
–
verwijderen.
Als de
fi
lterelementen zwaar verontreinigd zijn:
–
Verwijder de lucht
fi
lterelementen, dompel ze in warm water of in een
oplossing van een mild schoonmaakmiddel in water, en droog ze grondig.
Knijp ze niet uit en wrijf er niet over tijdens het wassen.
Alvorens de lucht
fi
lterelementen terug te plaatsen, moeten deze volledig
–
droog zijn. Als de lucht
fi
lterelementen onvoldoende droog worden
teruggeplaatst, kan dat leiden tot moeilijk starten.
Veeg olie die rondom de lucht
fi
lterkap en de ontluchting (5) zit af met een
–
poetsdoek.
Plaats het
fi
lterelement (spons) (2) in het
fi
lterelement (vilt) (6).
–
Plaats de
fi
lterelementen zodanig tegen de achterplaat (3) dat de spons naar
de lucht
fi
lterkap wijst.
Plaats de lucht
fi
lterkap onmiddellijk terug en zet hem vast met de
–
bevestigingsbouten. (Plaats bij het monteren eerst de bovenrand en daarna
de onderrand.)
(3)
(2)
(1)
(7)
(6)
(5)
TIPS VOOR HET OMGAAN MET OLIE
Gooi verbruikte motorolie nooit weg met het afval, op de grond, of in een rioolput. Het weggooien van olie is bij wet geregeld. Houd u
–
bij het weggooien altijd aan de betreffende wetten en regelgeving. In het geval u hierover vragen heeft, neemt u contact op met een
erkend servicecentrum.
Olie verslechtert, ook wanneer de olie niet wordt gebruikt. Controleer en ververs de olie regelmatig (ververs de olie iedere 6 maanden).
–
KENNISGEVING:
Reinig de lucht
fi
lterelementen meerdere keren per dag als onder extreem stof
fi
ge omstandigheden wordt gewerkt. Vervuilde
–
lucht
fi
lterelementen verlagen het motorvermogen en bemoeilijken het starten van de motor.
Verwijder de olie op de lucht
fi
lterelementen. Als u blijft doorwerken terwijl de lucht
fi
lterelementen vervuild zijn met olie, kan de olie
–
buiten het lucht
fi
lter terechtkomen en tot milieuverontreiniging leiden.
Plaats de lucht
fi
lterelementen niet op de grond of op een vieze plaats. Er kan dan vuil of afval aan blijven plakken waardoor de motor
–
kan worden beschadigd.
Gebruik nooit brandstof om de lucht
fi
lterelementen te reinigen. Ze kunnen door de brandstof worden beschadigd.
–
5) Plaats de motor horizontaal en vul geleidelijk nieuwe motorolie bij tot aan de
markering (6) van de bovengrens.
6) Draai na het bijvullen de olievuldop stevig vast, zodat deze niet kan
losraken en gaan lekken.
Als de olievuldop niet stevig wordt vastgedraaid, kan deze gaan lekken.
(6)
Inwendige rand
(bovengrens)
Markering op
buitenkant
(ondergrens)
Inwendige rand
(ondergrens)
Markering op buitenkant
(bovengrens)
(4)