NEDERLANDS
84
5.2 Ondergedompelde installatie op draagconstructie
Het is raadzaam een persleiding te gebruiken met een diameter die niet kleiner is dan de opening van de pomp
zelf. Als er een buigzame leiding wordt gebruikt, heeft een type met metalen spiraal de voorkeur, aangezien
deze een betere handhaving van de doorgangsdiameter garandeert, ook bij bochten of richtingveranderingen.
De eventuele terugslagklep en schuif moeten worden gemonteerd op een afstand van ongeveer 50 ÷ 200 cm,
op een metalen (star) leidingdeel.
Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de elektrische voedingskabels, om te voorkomen dat deze
gebogen worden met al te scherpe bochten of geplet worden, of dat er trekkracht op staat of dat ze ongewild
door de pomp kunnen worden aangezogen.
Het vrije uiteinde van de kabel mag niet worden ondergedompeld aangezien water dan via de
kabel in de motor kan doordringen.
Afb. 7
Ondergedompelde installatie
op draagconstructie
6. ELEKTRISCHE AANSLUITING
Let op: neem altijd de veiligheidsvoorschriften in acht!
De elektrische installatie moet worden uitgevoerd door een ervaren elektricien, die alle
verantwoordelijkheid hiervoor op zich neemt en te werk gaat volgens de geldende normen.
Geadviseerd wordt om de installatie correct en veilig te aarden, zoals wordt vereist door de
geldende normen op dit gebied
.
Het bedieningspaneel en de bijbehorende elektrische apparatuur moeten, indien voorzien, van een
type zijn dat is goedgekeurd door de geldende veiligheidsvoorschriften. De instrumenten en
componenten van het paneel moeten een geschikte capaciteit en kwaliteit hebben om in de loop der
tijd betrouwbaar te blijven functioneren.
In mogelijk explosiegevaarlijke omgevingen moeten de elektrische aansluiting en het
bedieningspaneel zijn voorzien van een explosiebeveiliging.
De lijndruk kan veranderen bij het starten van de elektropomp. De spanning op de lijn kan veranderin-
gen ondergaan afhankelijk van andere inrichtingen die met de lijn verbonden zijn en de kwaliteit van
de lijn zelf.
De pomp moet worden verbonden met een scheidingsinrichting die voldoet aan de vereisten die
gespecificeerd worden in de norm EN60204-1, paragraaf 5.3.2.
De aardlekschakelaar die de installatie beveiligt moet correct gedimensioneerd zijn en moet van het
type “Klasse A” zijn. De automatische aardlekschakelaar moet gekenmerkt worden door de twee
volgende symbolen:
Schakel voor het uitvoeren van de elektrische aansluiting de stroom uit en zorg ervoor dat
deze niet ongewild weer kan worden ingeschakeld. Sluit de aardingsgeleider aan alvorens de
lijngeleider aan te sluiten; bij verwijdering of sloop van de elektropomp moet de aardingskabel
als laatste worden weggehaald.
Afb
. 8