NEDERLANDS
54
STORINGEN
CONTROLES (mogelijke oorzaken)
OPLOSSINGEN
10.
De pomp draait bij
uitschakeling in
tegengestelde richting.
A. Lek uit de aanzuigleiding.
B. Bodemventiel of terugslagklep defect of
geblokkeerd in gedeeltelijk geopende stand.
A. Verhelp het probleem.
B. Repareer of vervang de defecte klep.
11. De pomp trilt en maakt
lawaai.
A. Controleer of de pomp en/of de leidingen
goed vast zitten.
B.
Cavitatie pomp (punt n°8 paragraaf
INSTALLATIE).
C. Lucht in de pompen of in het inlaatspruitstuk.
D.
Uitlijning pomp-motor niet correct
uitgevoerd.
A. Draai de loszittende delen vast.
B.
Verminder de aanzuighoogte en controleer de
drukverliezen. Open de aanzuigklep.
C.
Ontlucht aanzuigleidingen en pomp.
D. Herhaal de handelingen die zijn beschreven in
paragraaf 7.2.
12.
La zona van de
pakkingbus wordt te
warm nadat de pomp
voor korte tijd heeft
gewerkt.
A. De pakkingbus is door de stelschroeven te
strak aangedraaid.
B. De pakkingbus is scheef geplaatst ten
opzichte van de pompas.
A. Stop de pomp en draai de pakkingbus losser. Voer de
handelingen uit die zijn beschreven in paragraaf
12.3.1.
B. Stop de pomp en zet de pakkingbus goed op de
pompas.
13.
Er druppelt te veel
vloeistof uit de pakking.
A. De pakkingbus is niet goed aangehaald of de
pakkingbus is niet geschikt of niet goed
gemonteerd.
B. De as of de beschermbus zijn beschadigd of
versleten.
C. De pakkingringen zijn versleten.
A. Controleer het gebruikte type pakking.
B. Controleer en/of vervang de as of de beschermbus
van de as.
C. Voer de handelingen uit die zijn beschreven onder
punt 12.3.1.
14. De temperatuur van de
drager in de zone van de
lagers is te hoog.
A. Controleer de uitlijning tussen motor en
pomp.
B. Toename van de axiale druk (einddruk) als
gevolg van slijtage van de steunen van de
waaier.
A. Voer de handelingen uit die zijn beschreven onder
punt 7.2
B. Maak de balansopeningen van de waaier schoon,
vervang de steunringen.
Содержание KDN Series
Страница 142: ...137 ...
Страница 143: ...138 ...