NEDERLANDS
50
Voorbeeld 1: installatie op zeeniveau en vloeistof op t = 20°C
vereiste N.P.S.H.: 3,25
m
pb :
10,33 m wk
Hr: 2,04
m
t: 20°C
pV:
0.22 m
Z1
10,33 - 3,25 - 2,04 - 0,22 = circa 4,82
Voorbeeld 2: installatie op 1500 m hoogte en vloeistof op t = 50°C
vereiste N.P.S.H.: 3,25
m
pb :
8,6 m wk
Hr: 2,04
m
t: 50°C
pV:
1,147 m
Z1
8,6 - 3,25 - 2,04 - 1,147 = circa 2,16
Voorbeeld 3: installatie op zeeniveau en vloeistof op t = 90°C
vereiste N.P.S.H.: 3,25
m
pb :
10,33 m wk
Hr: 2,04
m
t: 90°C
pV:
7,035 m
Z1
10,33 - 3,25 - 2,04 - 7,035 = circa -1,99
In het laatste geval moet de pomp, om correct te kunnen werken, gevoed worden met een positieve opvoerhoogte van 1,99 - 2
m, dat wil zeggen de vrije spiegel van het water moet 2 m hoger zijn dan de as van de pomp.
N.B.: het is altijd goed om een veiligheidsmarge aan te houden (0,5 m in het geval van koud water) om
rekening te houden met fouten of onverwachte afwijkingen van de verwachte gegevens. Deze marge is
met name belangrijk bij vloeistoffen met een temperatuur die dicht bij het kookpunt ligt, aangezien
kleine temperatuurschommelingen aanzienlijke verschillen in de bedrijfscondities veroorzaken. Als in
het derde geval bij voorbeeld de temperatuur op een bepaald moment niet meer 90°C is, maar 95°C,
bedraagt de opvoerhoogte die nodig is voor de pomp niet meer 1.99 maar 3,51 meter.
7.5.
Aansluiting hulpinstallaties en meetinstrumenten.
Met de realisatie en aansluiting van eventuele hulpinstallaties (wasvloeistof, koelvloeistof afdichting,
druppelvloeistof) moet reeds in de ontwerp-fase van het systeem rekening worden gehouden. Dergelijke
aansluitingen zijn noodzakelijk voor een betere en langdurigere werking van de pomp.
Voor een permanente bewaking van de pompfuncties is het raadzaam een vacuümmanometer te installeren aan de
aanzuigzijde en een manometer op de toevoerzijde. Voor de controle van de motorbelasting wordt installatie van
een ampèremeter aanbevolen.
8. ELEKTRISCHE
AANSLUITING:
Let op: houd u altijd aan de veiligheidsvoorschriften!
De schakelschema’s aan de binnenkant van de klemmenkast en op pag. 1 van
dit handboek moeten strikt worden opgevolgd.
8.1.
De elektrische aansluitingen moeten worden uitgevoerd door een ervaren elektricien die beschikt over alle
door de geldende normen vereiste kwalificaties (zie paragraaf 6.1).
Men dient zich nauwgezet te houden aan de voorschriften van het energiebedrijf.
Bij driefase motoren met ster-deltastart dient men zich ervan te verzekeren dat de omschakeltijd tussen ster en
delta zo kort mogelijk is en binnen de waarden uit tabel 8.1 op pag. 118 valt.
8.2.
Alvorens u toegang te verschaffen tot het klemmenbord en werkzaamheden op de pomp uit te voeren, controleren
of
de stroomtoevoer is uitgeschakeld
.
8.3.
Controleer voordat u aansluitingen tot stand brengt eerst de netspanning. Als deze overeenkomt met de spanning
die is vermeld op het plaatje, kunt u de elektriciteitsdraden aansluiten op het klemmenbord
op de eerste plaats de
aarddraad.
8.4.
VERZEKER U ERVAN DAT DE AARDING GOED IS EN DAT HET MOGELIJKE EEN GOEDE
AANSLUITING TE REALISEREN
.
8.5.
De pompen moeten altijd aangesloten zijn op een externe schakelaar.
8.6.
De motoren moeten worden beschermd met motorbeveiligingsschakelaars die zijn afgesteld op grond van de
nominale stroom.
9. STARTEN
9.1.
Alvorens de elektropomp in werking te stellen, dient u te controleren of:
de pomp goed gevuld is, het pomphuis moet geheel gevuld worden. Dit om ervoor te zorgen dat
de pomp meteen regelmatig begint te werken en dat de afdichting (mechanisch of pakkingbus)
goed gesmeerd is.
Als de pomp zonder vloeistof functioneert, leidt dit tot onherstelbare
schade aan zowel de mechanische pakking als de pakkingbus
;
de hulpcircuits correct zijn aangesloten;
alle bewegende delen zijn beschermd door passende veiligheidssystemen;
de elektrische aansluiting tot stand is gebracht zoals hiervoor werd beschreven;
de uitlijning pomp-motor correct is uitgevoerd;
Содержание KDN Series
Страница 142: ...137 ...
Страница 143: ...138 ...