- 22 -
4.1 DE ACCU VOORBEREIDEN
Als de op te laden accu van het type WET is, ga dan als
volgt te werk:
- Verwijder de doppen van de accu’s (indien aanwezig),
zodat de gassen die worden geproduceerd tijdens
het laden naar buiten kunnen. Controleer of het
elektrolytpeil de accuplaatjes bedekt; als deze bloot
liggen, gedestilleerd water toevoegen totdat ze 5 10 mm
onder staan.
23*(/(7
:((6
=((5
9225=,&+7,*
TIJDENS DEZE HANDELING OMDAT
(/(.752/<7 ((1 67(5. &25526,() =885
IS.
$$16/8,7,1*$&&8/$'(5$&&8
- Controleer of de stekker van de voedingskabel uit het
stopcontact is gehaald.
- De rode laadklem verbinden met de positieve klem
van de accu (s). Als de symbolen niet te
onderscheiden zijn, onthoud dan dat de positieve klem
de klem is die niet is aangesloten op het chassis van het
voertuig.
- De zwarte laadklem aansluiten op het chassis van het
YRHUWXLJYHUZHJYDQGHDFFXHQGHEUDQGVWRÀHLGLQJ
/(7 23 DOV GH DFFX QLHW LQ KHW YRHUWXLJ LV
JHwQVWDOOHHUG GLUHFW DDQVOXLWHQ RS GH QHJDWLHYH
NOHPYDQGHDFFXV\PERRO
4.3 GELIJKTIJDIG MEERDERE ACCU’S LADEN
23*(/(7 JHHQ DFFX¶V RSODGHQ PHW YHUVFKLOOHQGH
YHUPRJHQV ODGLQJHQ HQ YDQ YHUVFKLOOHQGH W\SHV$OV
u tegelijkertijd meerdere accu’s moet opladen, kunt u
GH]HLQ³VHULH´RI³SDUDOOHO´YHUELQGHQ
serie
parallel
Om de accu’s “parallel” te verbinden, moeten ze dezelfde
nominale spanning (Volt) hebben, die overeenkomt met de
uitgangsspanning uit de acculader en moet de som van de
Ah’s binnen het laadbereik van de acculader liggen.
Om de accu’s in “serie” te schakelen, moeten ze hetzelfde
vermogen (Ah) hebben en moet de som van de nominale
spanningen van alle accu’s overeenkomen met de
uitgangsspanning uit de acculader.
4.4. EINDE LADEN
- De voeding van de acculader loskoppelen door de
stekker van de voedingskabel uit het stopcontact te
halen.
- De zwarte laadklem loskoppelen van het chassis van het
voertuig of van de negatieve klem van de accu (symbool
-).
- De rode laadklem loskoppelen van de positieve klem
van de accu (s).
- De acculader op een droge plaats neerzetten.
- De accucellen sluiten met de speciale doppen (indien
aanwezig).
:(5.,1*$/667$57+8/3YHUVLH
23*(/(7 QHHP YRRUGDW X EHJLQW QDXZNHXULJ
GH ZDDUVFKXZLQJHQ YDQ GH FRQVWUXFWHXU YDQ GH
YRHUWXLJHQLQDFKW
- Zorg ervoor dat de voedingsleiding wordt beschermd
met zekeringen of automatische onderbrekers met de
waarde die op het serieplaatje staat aangegeven met
het symbool (
).
- Voor gebruik als starthulp de accu eerst 10-15 minuten
snel opladen, met de acculader in de laadpositie en
NIET in de startpositie.
- Als het voertuig niet start, wacht dan enkele minuten en
herhaal de snelle laadprocedure. Niet doorgaan als de
motor van het voertuig niet start: als u dat wel doet, kan
de accu of zelfs de elektronica van het voertuig ernstig
beschadigd raken.
$$16/8,7,1*$&&8/$'(5$&&8
- Controleer voordat het voertuig wordt gestart of de
nominale spanningswaarde van de accu overeenkomt
met de op de acculader ingestelde waarde.
- Controleer of de accu goed op de klemmen (+ en -)
is aangesloten, of de aansluitingen op de accu goed
zijn uitgevoerd en of de accu in goede staat is (niet
gesulfateerd en niet defect).
- Laat absoluut geen voertuigen starten waarvan de accu’s
niet op de klemmen zijn aangesloten; de aanwezigheid
van de accu is bepalend voor het opheffen van eventuele
overspanning door de energie die zich kan ophopen
in de aansluitkabels tijdens de startfasen.
$OV X GH]H
YRRUVFKULIWHQQLHWLQDFKWQHHPWNDQGHHOHNWURQLFD
YDQKHWYRHUWXLJEHVFKDGLJHQ
5.2 START
- Raadpleeg de tekening “START” voor het selecteren van
deze functie.
5.3 EINDE STARTEN
- Haal de stekker van de voedingskabel uit het
stopcontact.
- Koppel de zwarte laadklem los van de negatieve klem
van de accu (symbool -) en de rode laadklem van de
positieve klem van de accu (s).
- De acculader op een droge plaats neerzetten.
6. NUTTIGE TIPS
- Verwijder eventuele roestplekken van de positieve en
negatieve klem zodat de klemmen goed contact blijven
maken.
- Als de accu waarmee u deze acculader wilt gebruiken
permanent in het voertuig is geïnstalleerd, raadpleeg
dan ook het gedeelte “ELEKTRISCHE INSTALLATIE”
of “ONDERHOUD” van de instructie- en/of
onderhoudshandleiding van het voertuig.
Summary of Contents for Doctor Charge 130
Page 15: ...15 RU 7 0 3E D PLQ 3 ZZZ WHOZLQ FRP XVHUPDQXDO...
Page 16: ...16 7...
Page 19: ...19 EL 7 0 3E D 9 9 9 K PLQ 3 ZZZ WHOZLQ FRP XVHUPDQXDO...
Page 20: ...20 7 PP 9ROW K K...
Page 49: ...49 BG 7 0 3E D 9 9 9 K PLQ 3 ZZZ WHOZLQ FRP XVHUPDQXDO...
Page 50: ...50 7 PP 9ROW K K...
Page 100: ...100 B n o p Info Alarm q Info Alarm r B n o Info Alarm p Info Alarm q r...
Page 105: ...105 E START n o Info Alarm p q r F n 92 7 92 7 7 230V 1ph 50 60 Hz 7 BEEEP o BEEEP...
Page 106: ...106 G n BEEEP o BEEEP 6m 10m 24V OK...
Page 118: ...118 B n o p Info Alarm q Info Alarm r B n o Info Alarm p Info Alarm q r...
Page 122: ...122 D n BEEEP o 9 p Info Alarm 3A BEEEP 13 3V 13 2V 13 1V 13 7V 13 6V 13 5V 3B q r s t BEEEP...
Page 123: ...123 E START n o Info Alarm p q r F n 92 7 92 7 7 230V 1ph 50 60 Hz 7 BEEEP o BEEEP...
Page 124: ...124 G n BEEEP o BEEEP 6m 10m 24V OK...
Page 253: ...253 B n o p Info Alarm q Info Alarm r B n o Info Alarm p Info Alarm q r...
Page 257: ...257 D n BEEEP o 9 p Info Alarm 3A BEEEP 13 3V 13 2V 13 1V 13 7V 13 6V 13 5V 3B q r s t BEEEP...
Page 258: ...258 E START n o Info Alarm p q r F n 92 7 92 7 7 230V 1ph 50 60 Hz 7 BEEEP o BEEEP...
Page 259: ...259 G n BEEEP o BEEEP 6m 10m 24V OK...
Page 272: ...272...