- 55 -
De groottes zijn uitgedrukt in Ampères.
7m
POSTGAS
In de modaliteit TIG, stelt de tijd van POSTGAS in seconden voor (regeling
0.1÷25sec.) en beschermt de elektrode en het smeltbad tegen oxidatie.
7n
VOORVERWARMING ELEKTRODE
In de werkwijze TIG AC, geeft de waarde van het product stroom
* tijd van
voorverwarming van de elektrode van Tungsteen bij het ontsteken van de
boog.
8- JOB
Drukknoppen
“RECALL”
en
“SAVE”
voor de opslag en het oproepen van
verpersoonlijkte programma’s.
9-
Knop encoder voor de instelling van de parameters van lassen die geselecteerd
kunnen worden met de toets
(7).
10-
Alfanumerieke display.
11-
Rode led, aanduiding meeteenheid.
12-
Groene led, vermogen aangeschakeld.
13-
LED van signalering ALARM (de machine is geblokkeerd).
Het herstel is automatisch wanneer de oorzaak van het alarm ophoudt.
Alarmmeldingen aangeduid op de display
(10)
:
- ”A. 1” :
ingreep thermische bescherming van het primair circuit.
- ”A. 2” :
ingreep thermische bescherming van het secundair circuit.
- ”A. 3” :
ingreep bescherming voor te hoge spannng van de voedingslijn.
- ”A. 4” :
ingreep bescherming voor te lage spanning van de voedingslijn.
- ”A. 5” :
ingreep bescherming te hoge primaire temperatuur.
-
”A. 6” :
ingreep bescherming wegens gebrek fase van de voedingslijn.
-
”A. 7” :
te grote afzet van stof aan de binnenkant van de lasmachine, herstel
met:
- schoonmaak binnenkant van de machine;
- toets display van het controlepaneel.
-
”A. 8” :
Hulpspanning buiten rang.
-
”A. 9” :
ingreep bescherming wegens onvoldoende druk van het watergekoeld
circuit van de toorts. Herstel niet automatisch.
Bij de uitschakeling van de lasmachine kan zich, gedurende enkele seconden, de
signalering
”OFF” voordoen
.
N.B.: OPSLAG EN VISUALISERING VAN DE ALARMEN
Bij ieder alarm worden de instellingen van de machine in het geheugen
opgeslagen. Het is mogelijk de laatste 10 alarmen op te roepen op de volgende
manier:
Gedurende
enkele
seconden
drukken
op
de
drukknop
(6a)
“AFSTANDSBEDIENING”.
Op de display verschijnt het opschrift “AY.X” waar “Y” het nummer van het alarm
aanduidt (A0 het meest recente, A9 het oudste) en “X” het type van geregistreerd
alarm aanduidt (van 1 tot 9, zie AY.1 ... AY.9).
4.3 OPSLAG EN OPROEPEN VAN VERPERSOONLIJKTE PROGRAMMA’S
Inleiding
De lasmachine staat toe verpersoonlijkte werkprogramma’s op te slaan (SAVE) m.b.t.
een set van parameters geldig voor een bepaalde lasoperatie. Ieder verpersoonlijkt
programma kan opgeroepen worden (RECALL) op gelijk welk ogenblik, waarbij de
lasmachine “klaar voor het gebruik” ter beschikking van de gebruiker wordt gesteld
voor een specifiek werk dat eerder werd geoptimaliseerd. De lasmachine staat de
opslag van 9 verpersoonlijkte programma’s toe.
Procedure van opslag (SAVE)
Nadat men de lasmachine op een optimale manier heeft geregeld voor een bepaalde
lasoperatie, moet men als volgt tewerk gaan (
FIG. D2
):
a) Drukken op de toets
(8)
“SAVE” gedurende 3 seconden.
b) Op de display verschijnt “S_ ”
(10)
en een cijfer begrepen tussen 1 en 9.
c) Door te draaien aan de knop
(9)
kan men het cijfer kiezen waarmee men het
programma in het geheugen wenst op te slaan.
d) Opnieuw drukken op de toets
(8)
“SAVE”:
- indien de toets “SAVE” ingedrukt wordt gedurende een tijd langer dan 3 seconden,
wordt het programma correct opgeslagen en verschijnt het opschrift “YES”;
- indien de toets “SAVE” ingedrukt wordt gedurende een tijd korter dan 3 seconden,
wordt het programma niet opgeslagen en verschijnt het opschrift “ no”.
Procedure van oproepen (RECALL)
Tewerk gaan als volgt (zie
FIG. D2
):
a) Drukken op de toets
(8)
“RECALL” gedurende 3 seconden.
b) “r_ ” verschijnt op de display
(10)
en een cijfer begrepen tussen 1 en 9.
c) Door te draaien aan de knop
(9)
kan men het cijfer kiezen waarmee het programma
werd opgeslagen dat men nu wenst te gebruiken.
d) Opnieuw drukken op de toets
(8)
“RECALL”:
- indien de toets “RECALL” ingedrukt wordt gedurende een tijd langer dan 3
seconden, werd het programma correct opgeroepen en verschijnt het opschrift
“YES”;
- indien de toets “RECALL” ingedrukt wordt gedurende een tijd korter dan 3
seconden, werd het programma niet opgeroepen en verschijnt het opschrift “ no”.
OPMERKINGEN:
- TIJDENS DE OPERATIES MET DE TOETS “SAVE” EN “RECALL” IS DE LED
“PRG” VERLICHT.
- EEN OPGEROEPEN PROGRAMMA KAN NAAR BELIEVEN DOOR DE
OPERATOR GEWIJZIGD WORDEN, MAAR DE GEWIJZIGDE WAARDEN
WORDEN NIET AUTOMATISCH OPGESLAGEN. INDIEN MEN DE NIEUWE
WAARDEN OP HETZELFDE PROGRAMMA WENST OP TE SLAAN, MOET MEN
DE PROCEDURE VAN OPSLAG UITVOEREN.
- DE REGISTRATIE VAN DE VERPERSOONLIJKTE PROGRAMMA’S EN DE
DESBETREFFENDE OPSLAG VAN DE ERAAN GEKOPPELDE PARAMETERS
IS TEN LASTE VAN DE GEBRUIKER.
4.4 Modus INSCHAKELEN en UITSCHAKELEN waterkoelingsgroep G.R.A.
(indien aanwezig)
Uitschakelprocedure:
1- De machine inschakelen met de hoofdschakelaar (2-FIG. C) en tegelijkertijd de
rechtertoets op het voorpaneel ingedrukt houden (6e-FIG. D2).
2- Op het display verschijnt, na de inschakelprocedure, de tekst "G.r.a - on"
(fabrieksconfiguratie: koelingsgroep ingeschakeld).
3- Aan de knop van de encoder (9-FIG. D2) draaien zodat op het display de tekst
"G.r.a - OFF" verschijnt.
4- De selectie bevestigen door eenmaal op de toets te drukken (7-FIG. D2).
De koelingsgroep wordt zo uitgeschakeld, het lasapparaat kan worden gebruikt
zonder G.R.A. en zonder polarisatiestekker.
OPGELET! ALS HET LASAPPARAAT WORDT GEBRUIKT IN DE
MODUS "G.r.a. - OFF" MET DE KOELINGSGROEP AANGESLOTEN, IS DE
KOELINGSGROEP NIET VOLLEDIG BESCHERMD TEGEN STORINGEN.
Inschakelprocedure:
Dezelfde procedure herhalen en de tekst "G.r.a. - on" instellen als u de groep wilt
inschakelen.
N.B.:
Als het lasapparaat is ingesteld op de modus "G.r.a. - on" maar er geen
koelingsgroep is aangesloten, wordt na enkele seconden werking de beveiliging door
defect aan het koelcircuit ingeschakeld (tekst "A. 9").
Fabrieksinstellingen: "G.r.a - on".
5. INSTALLATIE
OPGELET! ALLE OPERATIES VAN INSTALLATIE EN ELEKTRISCHE
AANSLUITINGEN UITVOEREN MET DE LASMACHINE VOLLEDIG
UITGESCHAKELD EN LOSGEKOPPELD VAN HET VOEDINGSNET.
DE ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN MOETEN UITSLUITEND UITGEVOERD
WORDEN DOOR ERVAREN OF GEKWALIFICEERD PERSONEEL.
5.1 INRICHTING
De lasmachine uitpakken, de montage van de losgemaakte gedeelten bevat in de
verpakking uitvoeren.
5.1.1 Assemblage retourkabel- tang (FIG. E)
5.1.2 Assemblage laskabel -tang elektrodenhouder (FIG. F)
5.2 PLAATSING VAN DE LASMACHINE
De plaats van installatie van de lasmachine identificeren zodanig dat er zich geen
hindernissen bevinden ter hoogte van de opening van de ingang en de uitgang van
de koellucht (geforceerde circulatie middels ventilators, indien aanwezig); tegelijkertijd
controleren of er geen geleidend stof, corrosieve dampen, vocht, enz. aangezogen
worden.
Minstens 250mm ruimte vrijhouden rond de lasmachine.
OPGELET! De lasmachine plaatsen op een horizontaal oppervlak
met een adequaat draagvermogen voor het gewicht teneinde de kanteling of
gevaarlijke verplaatsingen te voorkomen.
5.3 AANSLUITING OP HET NET
- Voordat men gelijk welke elektrische aansluiting uitvoert, moet men verifiëren
of de gegevens van de kentekenplaat overeenstemmen met de spanning en de
frequentie van het net die beschikbaar zijn op de plaats van installatie.
- De lasmachine moet uitsluitend aangesloten worden op een voedingssysteem met
een neutraalgeleider verbonden met de aarde.
- Om de bescherming tegen onrechtstreeks contact te garanderen,
differentiaalschakelaars gebruiken van het type:
- Type A (
) voor eenfase machines;
- Type B (
) voor driefasen machines.
- Teneinde te voldoen aan de vereisten van de Norm EN 61000-3-11 (Flicker)
raadt men aan de lasmachine te verbinden met de punten van interface van het
voedingsnet die een impedantie hebben kleiner dan Zmax = 0.228ohm (1~), Zmax
= 0.283ohm (3~).
- De lasmachine valt onder de vereisten van de norm IEC/EN 61000-3-12.
5.3.1 Stekker en contact
Een genormaliseerde stekker, (2P + P.E) (1~); (3P + P.E) (3~) met een adequaat
vermogen met de voedingskabel verbinden en een contact van het net voorinstellen
uitgerust met zekeringen of een automatische schakelaar; een speciale terminal
van de aarde moet verbonden worden met de aardegeleider (geel-groen) van de
voedingslijn. De tabel
(TAB. 1)
geeft de aanbevolen waarden in ampères van de
vertraagde zekeringen van de lijn gekozen op basis van de max. nominale stroom
verdeeld door de lasmachine en van de nominale voedingsspanning.
OPGELET! Het niet in acht nemen van de voornoemde regels maakt het
door de fabrikant voorzien veiligheidssysteem inefficiënt (klasse I) met daaruit
volgende zware risico’s voor de personen (vb. elektroshock) en voor de dingen
(vb. brand).
5.4 VERBINDINGEN VAN HET LASCIRCUIT
OPGELET! VOORDAT MEN DE VOLGENDE VERBINDINGEN UITVOERT,
MOET MEN CONTROLEREN OF DE LASMACHINE UITGESCHAKELD IS EN
LOSGEKOPPELD IS VAN HET VOEDINGSNET.
De Tabel
(TAB. 1)
geeft de aanbevolen waarden voor de laskabels (in mm
2
) op basis
van de maximum stroom verdeeld door de lasmachine.
5.4.1 TIG-lassen
Verbinding toorts
- De stroomdragende kabel invoeren in de desbetreffende klem snapmofverbinding
(-)/~. De connector met drie polen (drukknop toorts) verbinden met de desbetreffende
verbinding. De gasbuis van de toorts verbinden met de desbetreffende aansluiting.
Verbinding kabel retour van de lasstroom
- Moet verbonden worden met het te lassen stuk of met de metalen bank waarop het
steunt, zo dicht mogelijk bij de koppeling in uitvoering.
Deze kabel moet verbonden worden met de klem met het symbool (+) (~ voor
machines TIG die het lassen in AC voorzien).