���
���
���
���
F
1
F
1
E
1
Q
Q
Q
Q
Q
g
h
f
1
3. Luchtfilters (figuur
���
)
Bij onvoldoende onderhoud van de luchtfilters
neemt de capaciteit van de pomp af.
De filterpatronen (f
1
) voor de aangezogen lucht zijn al naar
gelang de verontreiniging van het aangezogen medium
door uitblazen te reinigen, of te vervangen.
Als de patronen door olie of vet vervuild zijn kunnen de
patronen in een lauw sopje met zeep gereinigd worden. In
geen enkel geval mogen de patronen met een oplosmid-
del of wasbenzine of logen of warme vloeistoffen gerei-
nigd worden. De filters moeten droog zijn als ze weer
gemonteerd worden.
Als de filterpatronen beschadigd zijn moeten deze vervan-
gen worden,
Schroefknop (g) losschroeven. Filterdeksel (h) met pakking
verwijderen. Filterpatronen (f
1
) eruitnemen en reinigen of
vervangen. Het samenbouwen gebeurd in omgekeerde
volgorde.
Filterpatroon (toebehoren): Het filter element (ZAF) moet
minstens elke 250 uur schoon gemaakt worden en na
3000 uur worden vervangen. Het uitbouwen van het
aanzuigfilter: Vleugelmoer (m
1
) losdraaien. Kap (h) en
filter element (f
1
) afnemen. Filter element reinigen (uitbla-
zen of met de hand uitkloppen) resp vervangen. Het
samenbouwen geschiedt in omgekeerde volgorde.
4. Koppeling (figuur
���
)
Afhankelijk van het gebruik ondergaan de koppelings-
rubbers (k) een zekere slijtage en dienen van tijd tot tijd
gecontroleerd te worden. Versleten koppelingsrubbers
zijn te constateren door een sterk ratelend geluid tijdens
het starten van de compressor.
Defecte koppelingsrubbers kunnen tot
asbreuk leiden.
Voor het controleren van de koppeling de motor (m)
uitschakelen. De schroeven (s
5
) van de motorflens (n)
losdraaien. De motor met de motorzijdige koppelings-
helft (q) axiaal verwijderen. Zijn de koppelingsrubbers (k)
beschadigd, de seegerring (l) van de koppelingsbouten
afnemen en de koppelingsrubbers (k) vervangen. Afstands-
ring (p) laten zitten. De koppelingsbouten (r) controleren
en eventueel vervangen: Schroeven (s
6
) losdraaien en
motorflens (n) demonteren. Seegerring (l
1
) losnemen.
Koppeling met ventilator (v) van de compressor-as aftrek-
ken. De moer (w) met de onderleg ring (u) losdraaien en
de koppelingsbouten vervangen.
De montage geschied in omgekeerde volgorde.
5. Koeling (figuur
���
en
���
)
Als de opstellings ruimte van de compressor zeer stoffig is moet er rekening mee gehouden worden dat er zich in de koelkanalen stof gaat
verzamelen. Wij adviseren daarom, om ca elk halfjaar de ventilator door de koellucht uitblaas kanalen (F
1
) en de ruimte tussen de koelpijpen (E
1
)
van buiten naar binnen met perslucht schoon te blazen. Indien mogelijk moet dit schoonblazen bij een draaiende compressor gebeuren, zodat
stof door het uitblaas rooster (F
1
) weg kan.