Du-6
4-4. DE BEDRIJFSSTAND VAN DE AIRCONDITIONER VASTZETTEN (KOELEN, DROGEN, VERWARMEN)
4-5. REDUCEREN VAN HET BEDRIJFSGELUID VAN DE BUITENUNIT
)XQFWLHEHVFKULMYLQJ
=RGUDGHEHGULMIVVWDQGRS&22/'5<NRHOHQRIG($7YHUZDUPHQ
is vastgezet met deze functie, blijft de airconditioner alleen in die bedrijfsstand
werken.
* Om deze functie te activeren moet u de instelling wijzigen. Maak deze functie
aan uw klanten duidelijk en vraag of ze er gebruik van willen maken.
[De bedrijfsstand vastzetten]
1) Schakel de netspanning van de airconditioner uit voordat u met de instelling
begint.
=HWGH³´YDQ6:RSGHEHVWXULQJYDQGHEXLWHQXQLWRS21DDQRPGH]H
functie mogelijk te maken.
2PGHEHGULMIVVWDQGYDVWWH]HWWHQLQ&22/'5<NRHOHQHQGURJHQ]HWXGH
³´YDQ6:RSGHEHVWXULQJYDQGHEXLWHQXQLWRS2))XLW2PGHEHGULMIV
-
stand vast te zetten in HEAT (verwarmen) zet u deze schakelaar op ON (aan).
4) Schakel de netspanning van de airconditioner weer in.
[Reduceren van het bedrijfsgeluid]
1) Schakel de netspanning van de airconditioner uit voordat u met de instelling begint.
=HWGH³´YDQ6:RSGHEHVWXULQJYDQGHEXLWHQXQLWRS21DDQRPGH]HIXQFWLHPRJHOLMNWHPDNHQ
3) Schakel de netspanning van de airconditioner weer in.
VERWARMEN
.2(/(1'52*(1
Verminder het
bedrijfsgeluid
)XQFWLHEHVFKULMYLQJ
Met deze functie kunt u het bedrijfsgeluid van de buitenunit verminderen door de bedrijfsbelasting te verminderen, bijvoorbeeld ’s nachts in de KOEL-
STAND (COOL). Let er echter wel op dat de koel- en verwarmingscapaciteiten in dit geval geringer kunnen zijn.
* Om deze functie te activeren moet u de instelling wijzigen. Maak deze functie aan uw klanten duidelijk en vraag of ze er gebruik van willen maken.
4-7. UITLEG AAN DE GEBRUIKER
/HJGHJHEUXLNHUPHWGH%(',(1,1*6,16758&7,(6XLWKRHGHDLUFRQGLWLRQHUZHUNWJHEUXLNYDQGHDIVWDQGVEHGLHQLQJYHUZLMGHUHQYDQGHOXFKW¿OWHUV
verwijderen of plaatsen van de afstandsbediening in de houder, reinigen, voorzorgsmaatregelen tijdens bediening, enz.).
5DDGGHJHEUXLNHUDDQRPGH%(',(1,1*6,16758&7,(6]RUJYXOGLJGRRUWHOH]HQ
5. LEEGPOMPEN
Bij verplaatsen of verwijderen van de airconditioner dient het systeem volgens de onderstaande procedure te worden leeggepompt, zodat geen koelmiddel
in de atmosfeer terecht kan komen.
1) Schakel de stroomonderbreker uit.
2) Sluit het meterverdeelstuk aan op de onderhoudsopening van de afsluitkraan in de gasleiding aan de buitenunit.
'UDDLGHDIVOXLWNUDDQLQGHYORHLVWRÀHLGLQJDDQGHEXLWHQXQLWYROOHGLJGLFKW
4) Schakel de stroomonderbreker in.
5) Schakel de noodwerking voor KOELEN op alle binnenunits in.
$OVRSGHPDQRPHWHUHHQGUXNYDQWRW03D>0HWHU@RQJHYHHUWRWNJIFP
2
) wordt weergegeven, sluit dan de afsluitkraan in de gasleiding aan
de buitenunit volledig en schakel de noodwerking uit. (Raadpleeg de installatiehandleiding van de binnenunit voor informatie over het uitschakelen van
de noodwerking.)
$OVHUWHYHHONRHOPLGGHODDQKHWV\VWHHPWRHJHYRHJGLVNDQGHGUXNPRJHOLMNQLHWGDOHQQDDU03D>0HWHU@RQJHYHHUNJIFP
2
) of treedt de be-
veiligingsfunctie in werking vanwege de toegenomen druk in het hogedruk-koelmiddelcircuit. Als dit gebeurt, gebruik dan een koelmiddelopvangbak om
al het koelmiddel uit het systeem op te vangen. Vul vervolgens na het verplaatsen van de binnen- en buitenunits de correcte hoeveelheid koelmiddel in
het systeem bij.
7) Schakel de stroomonderbreker uit. Verwijder de manometer en de koelleidingen.
Als u het koelmiddel uit het apparaat pompt, schakel de compressor dan uit voordat u de koelmiddelleidingen loskoppelt.
De compressor kan barsten en letsel veroorzaken als andere stoffen, zoals lucht, de leidingen binnendringen.
WAARSCHUWING
4-6. PROEFDRAAIEN
8PRHWGHELQQHQXQLWVDOOHPDDODSDUWODWHQSURHIGUDDLHQ=LHGHLQVWDOODWLHKDQGOHLGLQJYDQGHELQQHQXQLWHQFRQWUROHHURIDOOHXQLWVJRHGIXQFWLRQHUHQ
$OVXDOOHXQLWVWHJHOLMNHUWLMGODDWSURHIGUDDLHQNXQQHQVOHFKWHRIYHUNHHUGHYHUELQGLQJHQYDQGHNRHOOHLGLQJHQHQGHELQQHQEXLWHQXQLWYHUELQGLQJHQQLHW
worden opgespoord. Laat de units daarom één voor één proefdraaien.
Over de beveiliging van het herstartmechanisme
Als de compressor stopt zal de beveiliging van het herstartmechanisme ervoor zorgen dat de compressor drie minuten lang niet ingeschakeld kan worden,
ter bescherming van de airconditioning.
Correctiefunctie voor bedrading en leidingwerk
Deze unit heeft een correctiefunctie voor bedrading en leidingwerk die een combinatie van bedrading en leidingen kan corrigeren. Indien er wellicht ergens
sprake is van een onjuiste combinatie van bedrading en leidingwerk en dit lastig na te gaan is, gebruik dan deze functie om de combinatie te detecteren en
te corrigeren volgens de onderstaande procedure.
Zorg ervoor dat eerst aan de volgende voorwaarden is voldaan:
'HXQLWZRUGWYRRU]LHQYDQVWURRP
'HVWRSNOHSSHQ]LMQRSHQ
Opmerking:
Tijdens het detecteren wordt de werking van de binnenunit gestuurd door de buitenunit. Tijdens het detecteren stopt de werking van de binnenunit automa-
tisch. Dit is geen storing.
Procedure
Houd de correctieschakelaar voor bedrading en leidingwerk (SW871) na het inschakelen
van de voeding 1 minuut of langer ingedrukt.
De correctie is na 10 tot 15 minuten voltooid. Wanneer de correctie voltooid is, wordt het
resultaat aangegeven door LED’s. Zie voor nadere bijzonderheden de tabel hiernaast.
:LOWXGH]HIXQFWLHWXVVHQWLMGVVWRSSHQGUXNGDQQRJPDDOVRSGHFRUUHFWLHVFKDNHODDU
voor bedrading en leidingwerk (SW871).
$OVGHFRUUHFWLHYROWRRLGZRUGW]RQGHUIRXWHQGUXNGDQQLHWQRJPDDOVRSGHFRUUHFWLH
-
schakelaar voor bedrading en leidingwerk (SW871).
$OVKHWUHVXOWDDW³&RUUHFWLHQLHWPRJHOLMN´ZDVGUXNGDQQRJPDDOVRSGHFRUUHFWLHVFKD
-
kelaar voor bedrading en leidingwerk (SW871) om de functie te beëindigen. Ga vervol-
gens de combinaties van bedrading en leidingen op de conventionele manier na door de
binnenunits één voor één te gebruiken.
+HW JHKHHO ZRUGW XLWJHYRHUG PHW LQJHVFKDNHOGH VWURRP 5DDN QLHWV DQGHUV DDQ GDQ
de schakelaar, ook de printplaat niet. Dit kan een elektrische schok of verbranding
veroorzaken door spanningvoerende of hete onderdelen bij de schakelaar. Door het
aanraken van werkende onderdelen kan de printplaat beschadigen.
9RRUNRPVFKDGHDDQGHSULQWSODDWYDQGHHOHNWURQLVFKHEHVWXULQJGRRUVWDWLVFKHHOHN
-
triciteit weg te nemen voordat u deze functie inschakelt.
'H]HIXQFWLHZHUNWQLHWZDQQHHUGHEXLWHQWHPSDUDWXXU&RIODJHULV
LED-indicaties tijdens detectie
LED1
(Rood)
LED2
(Geel)
LED3
(Groen)
Brandt
Brandt
Eén keer
Resultaten van correctiefunctie voor bedrading en leidingwerk
LED1
(Rood)
LED2
(Geel)
LED3
(Groen)
Resultaat
Brandt
Uit
Brandt
Voltooid
(probleem gecorrigeerd of
normaal)
Eén keer Eén keer Eén keer
Niet voltooid
(Detectie mislukt)
Overige indicaties
=LH³9(,/,*+(,'60$$75(*(
-
/(1:$11((5/('.1,33(57´
achter het onderhoudspaneel.