NL-9
NEDERL
ANDS
OPGELET
• Gebruik de takel niet als de veiligheidsklep
ontbreekt of beschadigd is.
7.
KETTING. (Zie tek. MHP0102NL) Inspecteer
iedere schalm op verbuiging, scheuren in lassen of
kragen, transversale krassen en groeven, lasspatten,
corrosieputjes, striatie (kleine parallelle lijntjes) en
kettingslijtage, waaronder de draagvlakken tussen
de kettingschalmen. Vervang een ketting die
tijdens een inspectie wordt afgekeurd. Controleer
de smering en smeer de ketting zonodig. Raadpleeg
“Lastketting” in het gedeelte “SMERING”.
(Tek. MHP0102NL)
OPGELET
• De mate van kettingslijtage kan niet door een
visuele inspectie worden bepaald. Bij eventuele
tekenen van kettingslijtage dient u ketting en
lastschijf te controleren volgens de aanwijzingen in
“Periodieke inspectie”.
• Een versleten lastketting kan schade aan de
lastschijf veroorzaken. Inspecteer de lastschijf en
vervang deze indien beschadigd of versleten.
8.
INSCHEREN VAN LASTKETTING. Zorg ervoor dat de lassen op staande schalmen van de aangedreven
kettingschijf af zijn gericht. Installeer de ketting zonodig opnieuw. Zorg ervoor dat de ketting niet gekapseisd,
gedraaid of geknikt is. Zonodig bijstellen.
Periodieke inspectie
De frequentie van de periodieke inspectie is voornamelijk afhankelijk van de gebruiksintensiteit:
Demontage kan nodig zijn bij ZWAAR of ERG ZWAAR gebruik. Er dienen accumulatieve aantekeningen bijgehouden te
worden van de periodieke inspecties als grondslag voor doorlopende evaluatie. Inspecteer alle zaken in “Frequente
inspectie”. Inspecteer bovendien het volgende:
1.
BEVESTIGINGSMIDDELEN. Controleer klinknagels, tapbouten, moeren, splitpennen en andere
bevestigingsmiddelen op haken, takellichaam en kettingemmer, indien gebruikt. Vervang ze indien ze ontbreken en
zet ze vast indien ze los zitten.
2.
ALLE ONDERDELEN. Inspecteer op slijtage, schade, verdraaiing, vervorming en reinheid. Indien uitwendige
aanwijzingen de noodzaak voor een aanvullende inspectie aangeven, breng de takel dan terug naar het
dichtstbijzijnde
Ingersoll Rand
service-reparatiecentrum.
3.
HAKEN. Inspecteer haken op scheuren. Gebruik magneetpoeder of onderdompelen in kleurstof om op scheuren te
controleren. Inspecteer onderdelen die de haak borgen. Zonodig vastzetten of repareren.
4.
LASTKETTINGWIELEN. Controleer op schade of overmatige slijtage. Vervang beschadigde onderdelen. Kijk
hoe de lastketting door de takel wordt geleid. Gebruik een takel alleen als de lastketting soepel en zonder klikkend
geluid of andere tekenen van klemmen of storingen door de takel en het haakblok wordt geleid.
5.
MOTOR. Als de prestaties niet goed zijn, neem dan contact op met het dichtstbijzijnde servicereparatiecentrum
voor informatie over reparatie.
6.
REM. Hijs een last, gelijk aan het nominale vermogen van de takel, enkele centimeters van de grond af. Controleer
of de takel de last zonder drift op zijn plaats houdt. Als drift zich voordoet, neem dan contact op met het
dichtstbijzijnde service-reparatiecentrum voor informatie over reparatie.
7.
DRAAGCONSTRUCTIE. Als een permanente constructie wordt gebruikt, dient deze te worden geïnspecteerd op
voortdurend vermogen de last te dragen.
8.
LOOPKAT. (indien daarmee uitgerust) Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor informatie over installatie en
service.
9.
LABELS. Controleer of labellen aanwezig en leesbaar zijn. Zonodig vervangen.
10.
EINDVERANKERINGEN VAN LASTKETTING. Zorg ervoor dat beide einden van de lastketting stevig
vastzitten. Vastzetten als ze los zitten, repareren indien ze beschadigd zijn, vervangen indien ze ontbreken.
Las
Slijtageplekken
NORMAAL
ZWAAR
ERG ZWAAR
jaarlijks
halfjaarlijks
ieder kwartaal