NEDERLANDS
367
6.6.3 T2:
uitschakelvertraging
Stelt de vertraging in waarmee de inverter moet uitschakelen na het bereiken van de uitschakelcondities:
installatie op druk en stroming kleiner dan de minimumstroming.
T2 kan tussen 5 en 120 s worden ingesteld. De fabrieksinstelling is 10 s.
6.6.4
GP: coëfficiënt van proportionele stijging
De proportionele term moet over het algemeen verhoogd worden voor systemen die gekenmerkt worden door
elasticiteit (leidingen van PVC en met grote doorsnede) en verlaagd in het geval van starre installaties
(leidingen van ijzer en nauw).
Om de druk in de installatie constant te houden, realiseert , de inverter een controle van het type PI op de
gemeten drukfout. Op basis van deze fout berekent de inverter het vermogen dat aan de elektropomp moet
worden geleverd. Het gedrag van deze controle is afhankelijk van de ingestelde parameters GP en GI. Om
tegemoet te komen aan de verschillende gedragingen van de verschillende soorten hydraulische installaties
waarop het systeem kan werken, biedt de inverter u de mogelijkheid om parameters te selecteren die afwijken
van de fabrieksparameters.
Voor vrijwel alle installaties zijn de in de fabriek ingestelde parameters GP en
GI echter optimaal.
Wanneer er zich echter regelproblemen voordoen, kunnen deze instellingen worden
gewijzigd.
6.6.5
GI: coëfficiënt van integrale stijging
In het geval van sterke drukvallen bij onverwachtse stijging van de stroming of een langzame respons van het
systeem, verhoogt u de waarde van GI. Als er zich daarentegen drukschommelingen rond de setpoint waarde
voordoen, verlaagt u de waarde van GI.
OPMERKING: een typisch voorbeeld van een installatie waarvoor de waarde van GI verlaagd moet worden, is
een installatie waarin de inverter zich ver van de elektropomp bevindt. Dit als gevolg van de
hydraulische elasticiteit die de controle PI en daarmee de drukregeling beïnvloedt.
BELANGRIJK: om bevredigende drukafstellingen te verkrijgen, dienen in het algemeen zowel GP als GI te
worden gewijzigd.
6.6.6
FS: maximale rotatiefrequentie
Instelling van de maximale rotatiefrequentie van de pomp.
Legt een maximumlimiet aan het aantal omwentelingen op en kan worden ingesteld tussen FN en FN - 20%.
FS zorgt ervoor dat de elektropomp in welke regelconditie dan ook nooit wordt aangestuurd op een frequentie
die hoger is dan de ingestelde frequentie.
FS kan automatisch worden aangepast na een wijziging van FN, wanneer de hierboven aangegeven relatie niet
blijkt te kloppen (bijv. als de waarde van FS kleiner blijkt te zijn dan FN - 20%, zal FS worden aangepast aan FN
- 20%).
6.6.7
FL: Minimale rotatiefrequentie
Met FL stelt u de minimumfrequentie in waarop u de pomp kunt laten draaien. De minimumwaarde die de
parameter aan kan nemen is 0 [Hz], de maximumwaarde is 80% van FN; bijvoorbeeld, als FN = 50 [Hz], dan
kan FL tussen 0 en 40[Hz] worden ingesteld.
FL kan automatisch worden aangepast na een wijziging van FN, wanneer de hierboven aangegeven relatie niet
blijkt te kloppen (bijv. als de waarde van FL meer dan 80% van de ingestelde FN blijkt te zijn, zal FL worden
aangepast aan de 80% van FN).
Summary of Contents for MCE-55/P
Page 278: ...274 1 276 2 279 3 280 4 282 5 283 6 4 20 284 7 285 8 286 9 287 10 290 11 290 12 292...
Page 279: ...275 IEC 60634...
Page 280: ...276 1 6 MCE 55 P e MCE 30 P 1 1 1...
Page 282: ...278 2 5 2 1 2 1 2 2 1 1 2 1 2 L L L 2 2 4 15...
Page 283: ...279 2 2 2 1 2 2 1 1 4 3 1 RST 2 2 4 3 1 8 3 3...
Page 284: ...280 AS 3 3 2 2 1 2 4 3 1 UVW 4 2 4 3 50 60 200 1...
Page 286: ...282 4 2 2 3 Press e Flow 5 A B C D d1 d2...
Page 291: ...287 3 9 64 X 128 4 MODE SET 10 7 MODE 1 SET 7 3 EEprom SET 6 SET MODE...
Page 292: ...288 3 1 9 3 2 1 2 3 2 1 MODE SET MODE 8 2 2 5 5 5 2 2 8...
Page 294: ...290 3 2 2 11 SET 10 15 12 11...
Page 296: ...292 12 11 13 GO SB...
Page 297: ...293 4 4 1 Link 8 4 2 4 2 1 Link 2 Link 5...
Page 300: ...296 4 3 1 2 1 4 3 1 3 SET MODE LA RC FN MS FS FL AC AE O1 1 O2 2 4 4 ET 6 6 9 FL...
Page 326: ...322 BL 10 6 24 24 30 LP 295 348 HP OT TE 100 C 85 C OB BT 120 C 100 C OC 10 6 OF 10 6 29...
Page 327: ...323 8 8 1 PMW 4 2 8 2 8 3 8 3 SET EE EEprom FLASH...
Page 494: ...490 1 492 2 495 3 496 4 498 5 499 6 4 20 mA 500 7 501 8 502 9 503 10 506 11 506 12 508 13 523...
Page 495: ...491 IEC 364 inverter...
Page 496: ...492 1 Inverter inverter inverter 6 inverter MCE 55 P MCE 30 P 1 1 1...
Page 502: ...498 4 2 2 3 Press Flow 5 A B C D d1 d2...
Page 507: ...503 3 9 oled 64 X 128 4 MODE SET 9 inverter 7 MODE 1 SET 7 3 EEprom SET 6 SET MODE...
Page 508: ...504 3 1 9 3 2 1 2 3 2 1 MODE SET Setpoint MODE 8 ONOMA TOY MENOY 2 Setpoint 2 5 5 5 2 2 8...
Page 512: ...508 12 11 12 GO SB FAULT...
Page 543: ...539 8 8 1 PMW 4 2 8 2 inverter 8 3 8 3 inverter SET EEPROM FLASH setpoint...
Page 599: ...595...