176
14. Extra functies
Met de functieknoppen resp. menu-instelpunten kunnen er diverse extra functies worden geactiveerd.
a) MODE-functie
Meerdere meetfuncties zijn voorzien van subfuncties. De subfuncties zijn in het draaibereik gemarkeerd. Om deze te
selecteren drukt u kort op op de knop “MODE” (4). Met elke keer drukken schakelt u een subfunctie verder.
b) REL-functie
De REL-functie maakt een referentiewaarde mogelijk, om eventueel prestatieverlies zoals bijvoorbeeld bij weer-
standsmetingen te vermijden. De actueel weergegeven waarde wordt daarbij op nul gezet. Er is nu een nieuwe
referentiewaarde ingesteld.
Om deze functie te activeren, drukt u op de cursorknop voor de functie “REL”. Op het display verschijnt “Δ” en de
meetweergave wordt op nul gezet. De automatische meetbereikkeuze wordt hierbij gedeactiveerd.
Om deze functie uit te schakelen, verandert u de meetfunctie of druk nogmaals op de cursor.
c) HOLD-functie
De Hold-functie houdt de momenteel weergegeven meetwaarde op het display vast, om deze in alle rust te kunnen
lezen en opschrijven.
Controleer bij de controle van spanningvoerende leidingen of deze functie aan het begin van de
test is uitgeschakeld. Dit zou anders tot verkeerde metingen kunnen leiden!
Om de Hold-functie in te schakelen, drukt u kort op de knop “HOLD” (12). Op het display verschijnt “HOLD”.
Om de Hold-functie uit te schakelen, drukt u opnieuw op de knop “HOLD” of verandert u de meetfunctie.
d) Beeldscherminhoud opslaan
IR-warmtebeelden of screenshots van meetwaarden kunnen worden opgeslagen op de verwisselbare microSD-ge-
heugenkaart. De afbeeldingen worden opgeslagen in bitmap-formaat (.bmp) en kunnen worden gebruikt door alle
grafische en tabelbewerkingsprogramma’s. Hierdoor is het loggen van meetreeksen dus mogelijk.
- Zet het meetapparaat aan en kies de IR-meetmodus.
- Zorg ervoor dat er een geheugenkaart is geplaatst. Dit wordt weergegeven door het diskettesymbool in de boven-
ste schermbalk.
- Voer een meting uit. De gewenste afbeelding kan worden vastgelegd met de knop HOLD (12).
- Op de display verschijnt in de functiebalk het symbool “SAVE”. Druk op de overeenkomstige cursorknop.
- Het beeld wordt opgeslagen met een bevestigingssignaal. Het opslagproces vergt enige tijd. Na een paar secon-
den kan de meting worden voortgezet.
- Het meetapparaat creëert een afzonderlijke map met de naam “record” op de geheugenkaart. De beelden worden
als volgt met een tijdstempel in de bestandsnaam opgeslagen:
Jaar Maand Dag Uur Minuut Seconde.bmp
Voorbeeld: 180819142658.bmp
De gegevens van de geheugenkaart kunnen worden gelezen door het meetapparaat of op een computer via een
optionele geheugenkaartterminal.