175
b) IR-meting uitvoeren
Ga voor het meten van het IR-warmtebeeld als volgt te werk:
- Zet het meetapparaat aan met behulp van de draaischakelaar. De IR-meting kan in elke meetfunctie worden inge-
schakeld.
- Open de lensbeschermkap (16) aan de achterkant. Hiervoor drukt u op de schuifregelaar om de klep te openen.
- Druk eventjes op de knop “IR” (11). Het meetapparaat schakelt over naar de IR-warmtebeeldmodus. Het duurt ca.
2 - 3 seconden, totdat de detector wordt gekalibreerd.
Het kalibratieproces kan worden herkend door een kort klikgeluid. Deze kalibratie wordt ook regelmatig
uitgevoerd tijdens de meting. Daardoor behoudt de detector ook gedurende langere meetfases zijn nauw-
keurigheid. Tijdens de kalibratieprocedure wordt de detector intern afgedekt en vindt er gedurende deze
tijd geen temperatuuractualisatie plaats (bevroren beeld).
- Nadat de initialisatie is voltooid, wordt het warmtebeeld weergegeven met verkeerde kleuren.
- De kleurenpaletten, de temperatuureenheid en het emissieniveau kunnen in het instellingsmenu worden ingesteld
volgens uw behoeften. Vooraf ingestelde waarden zijn kleurenpalet 1, graden Celsius en emissiegraad 0,95.
- De gemeten waarden voor het midden van het beeld (S) en de maximum waarde (H) en minimum waarde (C) wor-
den weergegeven op het display. Afhankelijk van de instelling kunnen markeringen voor max en min automatisch
de temperatuurpieken detecteren.
- Schakel het meetapparaat na beëindiging weer uit en sluit de beschermkap van de lens.