32 / 98
07.04.2009
G2720xx
74 319 0677 0 a
Siemens Building Technologies
Met de draaiknop kunt u door de lijst d1…d7 scrollen (bijv. d1
hoofdregelaar
23
, d2 parallelle regelaar
24
of d5
verwarmingsinstelling
25
).
Als het geselecteerde apparaat een SSA955 of RRV912 is, wordt
de SW-versie afwisselend met bovenstaand scherm weergegeven
26
.
Om een apparaat uit de lijst te verwijderen, selecteert u het met
de draaiknop en vervolgens drukt u op de functieknop
F
(minstens 5 seconden). Op dat moment verschijnt ‘del:’ en het
apparaatnummer (bijv. verwijder apparaat d1
27
).
Zodra een signaal weerklinkt, is het apparaat verwijderd en kunt u
de functieknop loslaten. Het scherm keert terug naar het eerste
apparaat in de apparatenlijst.
Een verwijderd apparaat moet naar de fabrieksinstellingen
worden gereset m.b.v. de functieknop.
Apparaten naar de fabrieksinstellingen resetten
Om de kamerunit
QAW912
te resetten, drukt u minstens 20
seconden op de functieknop
F
. Op dat moment wordt ‘CLrA’
weergegeven
28
. Dat wordt gevolgd door een akoestisch
signaal. Na een herstart schakelt de kamerunit naar het
informatieniveau.
De kamerunit kan niet op instellijn 57 of 70 worden gezet, als
een reset noodzakelijk is. De apparatenlijst wordt tijdens de
reset gewist en eerder verbonden apparaten moeten naar de
fabrieksinstellingen worden gereset, voor ze opnieuw worden
aangesloten.
De regelaandrijving
SSA955
, de verwarmingsregelaar
RRV912
en de adapter voor de radioverbinding
KRF960
worden naar de
fabrieksinstellingen gereset door minstens 20 seconden op de
functieknop
F
te drukken. Het apparaat herstart dan en is niet
langer verbonden met de QAW912.
Instellingen in de instelmodus
De instelmodus wordt geactiveerd en de instellijnen worden
geselecteerd zoals beschreven in
6
en
7
.
Onderstaande instellijnen zijn alleen in de instelmodus zichtbaar.
De fabrieksinstelling ziet u in kolom FI. Deze waarden worden
geladen bij een reset van het apparaat.
Wijzigingen in de bijbehorende apparaten worden niet
onmiddellijk uitgevoerd door de energiebesparende
afstandsbediening (tot 5 min vertraging).
Instellingen voor zones 1 + 2
Lijn
Functie, parameter
Unit
FI
Bereik
Instelling
Zone 1
33
Stille modus
- OFF
0FF / SILE
34
Sensorafstelling
°C
0,0 -4,5..+4,5
35
Min. kleppositie comfort
% 0
0..100
Zone 2
43
Stille modus
- 0FF
0FF / SILE
44
Sensorafstelling
°C
0,0 -4,5..+4,5
45
Min. kleppositie comfort
% 0
0..100
Inschakeling van stille modus (33/43) voor geluidsgevoelige
zones.
De stille modus verhoogt het stroomverbruik van de
aandrijving en vermindert dus de levensduur van de
batterijen in de regelaandrijvingen van de betreffende zone.
Als de kamertemperatuursensoren ongunstig geplaatst zijn,
worden de sensoren voor elke zone afgesteld (34/44).
De minimale klepopening in de comfortmodus (35/45) dient om
koude oppervlaktetemperaturen in zones met vloerverwarming te
voorkomen.
Optimale in-/uitschakelinstellingen voor zones 1 + 2
Lijn
Functie, parameter
Unit
FI
Bereik
Instelling
36
Max. voorafgaande inschakeltijd
hh:mm
00:00 00:00..48:00
37
Max. voorafgaande uitschakeltijd
hh:mm
0:00 0:00..6:00
38
Kamertemperatuurstijging zone 1
min/K
60 1..600
Weergave
39
Kamertemperatuurstijging zone 2
min/K
60 1..600
Weergave
Om een gewenste kamertemperatuur op een bepaald moment te
bereiken, worden de in- en uitschakeltijden automatisch
aangepast aan de dynamiek van het gebouw (vroeger of later).
De maximale voorafgaande schakeltijd (36/37) geldt altijd voor
beide zones.
Tijdens de optimalisatie van de inschakelfase meet de kamerunit
voortdurend de temperatuurstijging in elke zone (38/39).
Type kamer
Lijn Functie, parameter
Unit
FI
Bereik
Instelling
51
Type kamer zone 1
- rAd.S
rAd.S / rAd.F /
FLO.S / FLO.F
52
Type kamer zone 2
-
---
--- (inactief) /
rAd.S / rAd.F /
FLO.S / FLO.F
De regelsnelheid wordt voor elke zone aangepast aan het
verwarmingssysteem en de structuur van het gebouw met de
instelling ‘type kamer’ (51/52).
Zone 1 is altijd actief. Zone 2 is inactief bij levering (---).
Type
kamer
Beschrijving
P-band
Xp
Integrale
actietijd Tn
Afgeleide
actietijd Tv
Neutrale
zone
---
Zone inactief
Radiatorverwarming traag
(S = slow)
2 K
5400 s
450 s
0,1 K
Radiatorverwarming snel
(F = fast)
2 K
3600 s
540 s
0,1 K
Vloerverwarming traag
(S = slow)
2 K
7200 s
540 s
0,1 K
Vloerverwarming snel
(F = fast)
2 K
5400 s
540 s
0,1 K
‘Radiatorverwarming traag’ is geschikt voor radiatorverwarming in
gebouwen met massief metselwerk (zware constructie).
‘Radiatorverwarming snel’ is geschikt voor radiatorverwarming in
gebouwen met licht metselwerk (lichte constructie).
‘Vloerverwarming traag’ is geschikt voor vloerverwarming in
gebouwen met massief metselwerk en vloeren (zware
constructie).
‘Vloerverwarming snel’ is geschikt voor vloerverwarming in
gebouwen met licht metselwerk en vloeren (lichte constructie).
Radioverbinding
Lijn Functie, parameter
Unit
FI
Bereik
Instelling
53
Apparaten zone 1 verbinden
- conn
54
Apparaten zone 2 verbinden
- conn
55
Apparaat verwarmingsinstelling
verbinden
- conn
56
Radioverbinding testen
- tESt
57
Apparatenlijst/apparaat
verwijderen
- LISt
Deze instellijnen worden in detail beschreven in de paragrafen
‘Apparaten verbinden’, ‘De radioverbinding testen’ en ‘De
apparatenlijst weergeven/apparaten verwijderen’.
Verwarmingsinstellingen
Lijn Functie, parameter
Unit
FI
Bereik
Instelling
60
Bedradingstest
verwarmingsinstelling
-
---
---, OFF, On
61
Kleppositie: temperatuurinstelling
aan
% 5 1..30
62
Kleppositie: temperatuurinstelling
uit
% 1 1..30
63
Huidige temperatuurinstelling
-
OFF / On
Weergave
De bedradingstest (60) kan worden gebruikt om te controleren of
een verwarming die d.m.v. een KRF960/RRV912 is aangesloten,
reageert op de verwarmingsinstelling van de QAW912 (on/off).
Wijzigingen worden onmiddellijk ingesteld. Als de bedradingstest
met de timer-/programmeerknop wordt beëindigd, wordt de
waarde ‘---‘ (= inactief) automatisch ingesteld en de
verwarmingsinstelling wordt opnieuw uitgevoerd volgens de
klepposities van de twee zones.
De verwarmingsinstelling wordt uitgevoerd, als de kleppositie van
een zone minstens de waarde van instellijn 61 bereikt. De
verwarmingsinstelling wordt gestopt, als de kleppositie van beide
zones onder de waarde van instellijn 62 daalt.
De huidige status van de verwarmingsinstelling wordt
weergegeven (63).
Automatische overschakeling op zomertijd
Lijn Functie, parameter
Unit
FI
Bereik
Instelling
64
Zomertijd begin
dd.MM 25.03
01.01..31.12
65
Zomertijd einde
dd.MM 25.10
01.01..31.12
De tijd op de kamerunit wordt op de zondag na de ingestelde
datum (FI = laatste zondag van de maand) ingesteld op zomertijd
of wintertijd.
Als op beide lijnen dezelfde datum is ingesteld, wordt niet
automatisch op zomertijd overgeschakeld.