DATASHEET
CS2080, CS2100
41
3. AANSLUITINGEN
Verzeker u ervan, alvorens het apparaat aan te zetten, dat alle verbindingen
met de centrale eenheid, met inbegrip van de in- en uitgangsgeluidssignalen
en alle tussenverbindingen tussen de diverse microfoons goed uitgevoerd
zijn. Geen microfoonplaatsen aansluiten of afkoppelen terwijl het systeem is
ingeschakeld. Voor een correcte werking van het apparaat moeten er bij het
uitvoeren van de verbindingen enkele criteria in acht worden genomen:
- plaats geen kabels en microfoons op het apparaatmeubel.
- leg geen signaallijnen parallel aan de netlijnen. Houd een minimumafstand
van 30/40 cm aan.
- plaats de in-en uitgangslijnen op afstand van elkaar.
- plaats de microfoons buiten de stralingshoek van de luidsprekers ter
voorkoming van de akoestische koppeling (Larseneffect).
De verbindingen tussen de diverse microfoonplaatsen en die tussen de
microfoonplaatsen en de centrale kunnen tot stand gebracht worden
met behulp van de PASO verbindingskabels code
CV2002
(2m lengte),
code
CV2005
(5m lengte) en code
CV2010
(10m lengte). Om kabels
van een andere dan de aangegeven of beschikbare kabels te verkrijgen,
kan op verzoek alleen de kabel (zie hulpstukkenlijst) geleverd worden.
Alle connectors van de kabels en de verschillende eenheden van de
conferentiesystemen CS2080 en CS2100 zijn van het afgeschermde type
RJ45 en de verbindingskabels zijn van het type
CAT. 5E SF/UTP
(in
hoofdstuk 6 ‘Servicevoorschriften’ wordt de elektrische verbinding van de
kabels omschreven, om de assemblage van kabels van de gewenste lengte
mogelijk te maken).
LET OP
:
- Voer nooit verbindingen uit en verbreek nooit de verbindingen van de
microfoons, besturingseenheid of lichtpaneel wanneer de installatie aan
staat.
- Verzeker u ervan voor een goede werking van de installatie dat de totale
lijnlengte van de verschillende eenheden niet de 100 m overschrijdt.
3. CONEXIONES
Antes del encendido asegúrese de que todas las conexiones de la unidad
central (incluidas las conexiones de las señales audio de entrada y de
salida de la misma) y todas las interconexiones entre los diferentes puestos
microfónicos estén correctamente efectuadas. No conectar o desconectar
los puestos microfónicos cuando está encendida la instalación. Para un
funcionamiento correcto del aparato es oportuno ajustarse a unos criterios
generales a la hora de realizar las conexiones:
- evite apoyar los cables y los micrófonos sobre el mueble del aparato;
- evite tender las líneas de señales cerca de las líneas de la alimentación
de la red, la distancia mínima admisible es de 30 a 40 cm;
- ubique la líneas de entrada y las de salida distantes entre sí;
- ubique los micrófonos fuera del ángulo de radiación de los difusores
sonoros para evitar que se produzca el fenómeno de reacción acústica
(efecto Larsen).
Las conexiones entre los diferentes puestos microfónicos y entre éstos y la
central están realizadas mediante cables de conexión Paso cód.
CV2002
(2m de longitud), cód.
CV2005
(5m de longitud) y cód.
CV2010
(10m
de longitud). Para realizar cables de longitud diferente a las indicadas,
bajo pedido se entrega un sólo cable (ver lista de accesorios). Todos
los conectores de los cables y de las varias unidades de los sistemas de
conferencia CS2080 y CS2100 son de tipo RJ45 blindados y los cables
de conexión son de tipo
CAT. 5E SF/UTP
(en la sección 6 ‘Notas de
servicio’ se indicada la realización eléctrica de los cables con la finalidad
de permitir realizar cables de la longitud deseada).
ATENCIÓN
:
- Nunca conecte o desconecte los puestos microfónicos, ni la unidad de
control, ni el panel luminoso cuando el equipo está encendido.
- Para que la instalación funcione correctamente la longitud total de los
cables de cada línea de unidad no debe superar 100 m.
3.1 Samenstelling van de systemen CS2080 en CS2100
Op de centrale unit
CS2080
kunnen op de daartoe bestemde bussen
(
8
) maximaal
79
microfoonposten
B2080-DG
en
1
B2080-PG
worden
aangesloten.Op de centrale unit
CS2100
kunnen op de daartoe bestemde
bussen (
8
) maximaal
100
microfoonposten worden aangesloten van het
volgende type:
• deelnemersposten met stemmingsmogelijkheid
B2100-DG
(max
98
)
• voorzittersposten met stemmingsmogelijkheid
B2100-PG
(max
2
)
• posten secretaris/deelnemer zonder stemmingsmogelijkheid*
(maximaal 100 posten).
Bovendien kunnen er maximaal 4 besturingseenheden worden aangesloten:
• besturingseenheid op afstand met display
CL2100-G
.
• interface PC
CSIF2100
(voor besturing via software
CS2100
Manager
).
Tenslotte kunnen er maximaal 4 lichtborden
CT2001
worden
aangesloten.
Alle eenheden zijn uitgerust met twee
IN
/
OUT
connectors en moeten in
cascade verbonden worden met hun eigen centrale unit, zonder gebonden
te zijn aan een bepaalde plaats*. In afbeelding 3.1.1 worden twee
installatievoorbeelden getoond.
* Belangrijk
Bij het tot stand brengen van de installatie moet alleen rekening worden
gehouden met de volgende voorwaarden:
1. op iedere lijn mogen maximaal
20
eenheden in cascade worden
verbonden.
2. de maximum toegestane lengte per lijn (vanaf de bus van de central
eenheid tot de laatst aangesloten eenheid) is
100 m
.
3.1 Composición de los sistemas CS2080 y CS2100
Con la central
CS2080
es posible conectar, en las correspondientes
tomas (
8
), hasta un número máximo total de
79
puestos microfónicos
B2080-DG
y
1
B2080-PG
. Con la central
CS2100
es posible
conectar, en las correspondientes tomas (
8
), hasta un número
máximo total de
100
puestos microfónicos del tipo siguiente:
• puestos de Delegado con voto
B2100-DG
(máx.
98
)
• puestos de Presidente con voto
B2100-PG
(máx.
2
)
• puestos de Secretario/Delegado sin voto* (hasta alcanzar el
número máximo total de 100 puestos).
También es posible introducir un número máximo de 4 unidades de control:
• unidad de control remoto con display
CL2100-G
.
• interfaz PC
CSIF2100
(para control a través de software
CS2100
Manager
).
Por último, es posible conectar hasta un máximo de 4 tableros luminosos
CT2001
.
Todas las unidades tienen dos conectores
IN
/
OUT
y deben estar conectadas
en cascada con la respectiva central sin vínculos de colocación*. En las figuras
3.1.1 se muestran dos ejemplos de instalación.
* Importante
Los únicos vínculos a respetar en la realización de la instalación son los
siguientes:
1. con cada línea se pueden conectar en cascada un máximo de
20
unidades.
2. la longitud máxima admitida para cada línea (desde la toma de central
hasta la última unidad conectada) es de
100 m
.
De massaaansluiting van het frame (
6
) maakt het mogelijk nog
andere apparaten aan te sluiten, alleen voor het afschermen voor
laag-niveau signalen: deze bus mag niet gebruikt worden voor de
veiligheidsaansluiting van het frame op de aarde.
BELANGRIJK!
PASO aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade aan voorwerpen
en / of persoonlijk letsel die het gevolg zijn van een niet correct gebruik van
het apparaat of van toepassingen en procedures die niet overeenstemmen
met de aanwijzingen uit deze handleiding.
La conexión de masa del bastidor (
6
) permite conectar otros aparatos
sólo para la función de blindaje de las señales de bajo nivel: esta toma no
se debe utilizar para la conexión de seguridad del bastidor a la tierra
¡IMPORTANTE!
La PASO rehúsa cualquier responsabilidad por daños a cosas y/o
personas debidos al uso no correcto del aparato o a aplicaciones y
operaciones no conformes a cuanto presentado en este folleto.
*
zie paragraaf 5.2, pag. 45.
*
véase el párrafo 5.2, pág. 45.