5.7 Voedingsspanning
Verbind eerst alle andere componenten, alvorens de
versterker met behulp van de netstekker (35) en bij-
horende netkabel op het stroomnet (230 V~/50 Hz)
aan te sluiten.
6
Bediening van de versterker
6.1 Inschakelen/Kanalen mengen/Gong
1) Draai de MASTER-regelaar (8) in de nulstand,
alvorens de versterker met de POWER-toets (21)
in te schakelen. De rode LED (10) licht op ter
controle. Na het inschakelen licht de gele
PROTECT-LED (9) gedurende 5 seconden op.
Tijdens deze 5 seconden wordt de soft-start als
beveiliging van de luidsprekers geactiveerd.
2) Draai de MASTER-regelaar (8) iets open, zodat
de verdere instellingen goed hoorbaar zijn.
3) Regel met behulp van de mengregelaars CD (6),
CH 1 en CH 2 (18) het geluidsvolume van de
afzonderlijke kanalen onderling af. Draai de
ongebruikte kanaalregelaars steeds in de
nulstand.
Geen klank?
A Wanneer voor de afstandsbediening van het
geluidsvolume een bijkomende regelaar aange-
sloten is, moet de MASTER-regelaar (8) op het
systeem in de maximale gewenste volumestand
gedraaid worden. Kies vervolgens het volume
met behulp van de afstandsbediening.
B Indien er geen afstandsbediening aangesloten is,
moet de brug (40) tussen de schroefaansluitin-
gen “+10 V” en “C” aanwezig zijn. Bij ontbreken
van deze brug moet er één gemaakt worden,
anders blijft het MASTER-volume op nul staan.
C De OUTPUT-schakelaar (38) voor de luidspreker-
uitgangen staat in de verkeerde stand – zie para-
graaf 5.1 “Luidsprekers”.
D Bij oplichten van de gele PROTECT-LED (9) is
de beveiligingsschakeling geactiveerd, wat op
een fout wijst – zie paragraaf 6.4 “Beveiligings-
schakeling”.
4) Wanneer het volume van de kanalen CH 1 en
CH 2 met behulp van de regelaars (18) niet volle-
dig aan elkaar aangepast kan worden, probeer
dan met de GAIN-volumeregelaars (31 en 33)
aan de achterzijde van de versterker.
5) Regel de klank af met de BASS- en TREBLE-
regelaars (20).
6) Bepaal met de MASTER-regelaar (8) (of desge-
wenst met de voorregelaar) het uiteindelijke ge-
luidsvolume voor alle kanalen samen. Corrigeer
eventueel de instelling van de meng- (6 en 18) en
klankregelaars (20). Zet de MASTER-regelaar in
een lagere stand, wanneer de rode CLIP-LED
van de VU-meter (7) oplicht.
7) Voor een aankondiging kan de gong met de
CHIME-toets (19) geactiveerd worden. De ver-
houding tussen het gongvolume en het volume
van de andere kanalen kunt u instellen met de
CHIME LEVEL-regelaar (26) aan de achterzijde
van de versterker.
6.2 Dynamiekcompressor instellen
CD’s worden met een bijzonder grote dynamiek
opgenomen (dynamiek = verhouding tussen de
zachtste en luidste muziekpassages). Voor PA-
installaties, echter, is een kleinere dynamiek voorde-
liger. De dynamiek wordt door de geïntegreerde
dynamiekcompressor tot een gunstiger waarde gere-
duceerd. Met behulp van de COMPRESSOR-rege-
laar (39) aan de achterzijde van de versterker kan de
compressor ingesteld worden (THRESHOLD =
volumedrempel voor activering van de compressor):
In MIN-stand wordt de dynamiek maximaal be-
grensd, d.w.z. de dynamiek is klein.
In MAX-stand wordt de dynamiek minimaal be-
grensd, d.w.z. de dynamiek is groter.
6.3 Automatische demping bij
aankondigingen via de microfoon
Om de aankondigingen via de microfoon duidelijker
verstaanbaar te maken, kan het geluidsvolume van
de andere kanalen automatisch verminderd worden.
1) Druk op de overeenkomstige PRIORITY-schake-
laar, d.w.z. op schakelaar (47) wanneer de micro-
foon op kanaal CH 2 aangesloten is, resp. op
schakelaar (50) wanneer de microfoon op kanaal
CH 1 aangesloten is.
2) Stel de overeenkomstige MUTE LEVEL DIP-
schakelaars (32 resp. 34) volgens figuur 3 in op
de waarde waarmee het volume van de overige
kanalen verminderd moet worden.
-10 dB =
1
/
3
volume
-20 dB =
1
/
10
volume
-40 dB =
1
/
100
volume
3) Stel met behulp van de AUTO MUTE-regelaar
(44) aan de achterzijde van de versterker de
geluidsvolumewaarde in, waarbij de verminde-
ring van het volume moet beginnen:
In de MAX-stand worden de andere kanalen pas
bij luide aankondigingen gedempt.
In de MIN-stand worden de andere kanalen
reeds bij stille aankondigingen gedempt.
6.4 Beveiligingsschakeling
Ter beveiliging van de aangesloten luidsprekers
werd een beveiligingsschakeling geïntegreerd, die
geactiveerd wordt, wanneer er zich een fout voor-
doet en voor een korte tijd na het inschakelen. De
PROTECT-LED (9) licht op:
1. ongeveer 5 seconden na het inschakelen (soft-
start)
2. wanneer een DC-signaal verschijnt op de luid-
sprekeruitgang (38)
3. wanneer er zich een kortsluiting van de luidspre-
keruitgang (38) voordoet
4. wanneer de versterker oververhit is
5. wanneer er een interne voedingsspanning ont-
breekt
In het geval van een fout, dient u de versterker uit te
schakelen en de fout te verhelpen. Zorg in geval van
oververhitting voor een betere ventilatie van de ver-
sterker, bv. door ervoor te zorgen dat de ventilatie-
openingen niet afgedekt worden, dat de afstand tot
andere warmte-uitstralende apparaten vergroot
wordt en dat een ventilator gebruikt wordt in geval
van montage in een rack.
B Si el control remoto no ha sido conectado, el jum-
per (40) debe estar insertado entre las conexio-
nes de rosca “+10 V” y “C”, de no ser así, el
master queda a cero.
C El interruptor selector OUTPUT (38) para salida
de altavoces se encuentra en posición equivo-
cada (ver capítulo 5.1 “Altavoces”).
D Si el LED de protección (9) está iluminado, el cir-
cuito de protección está activado y hay un error
(ver capítulo 6.4 “Circuito de protección”).
4) Si el volumen de ambos canales no puede ajus-
tarse correctamente con los controles (18), uti-
lizar los precontroles GAIN (31+33) en la parte
posterior de la unidad.
5) Ajustar el tono con los controles BASS y
TREBLE (20).
6) Seleccionar el volumen correcto para todos los
canales en común con el MASTER (8) (o con el
control remoto, si necesario). Corregir el ajuste
(6+18) o control de tonos (20) si es necesario. Si
el LED rojo CLIP del VU meter (7) se enciende,
bajar el MASTER.
7) Antes de un anuncio debe activarse el gong con
el botón CHIME(19). Ajustar la relación del volu-
men de gong de los otros canales con el control
CHIME/LEVEL (26) en la parte posterior de la
unidad.
6.2 Ajuste del compresor
La grabación CD se realiza con un rango dinámico
especialmente largo (dinámica = relación del pasaje
más bajo al pasaje más alto). Para sistemas PA un
rango dinámico reducido es más favorable. El com-
presor dinámico integrado reduce el rango dinámico
a un más favorable valor. Con el control COM-
PRESSOR (39) en la parte posterior puede ajustar
el compresor (THRESHOLD = nivel de volumen
donde el compresor comienza a trabajar):
En posición MIN. el rango dinámico se limita al
máximo.
En posición MAX. al revés.
6.3 Corte automático con micro de anuncios
Al efectuar un anuncio, el volumen de los demás
canales es automáticamente atenuado.
1) Apretar el botón PRIORITY (47), si el micro está
conectado al canal CH 2, resp. conector (50) con
el canal CH 1.
2) Ajustar los correspondientes DIP y MUTE LEVEL
(32 o 34) según fig. 3. Seleccionar el valor para la
atenuación de los otros canales.
-10 dB =
1
/
3
volumen
-20 dB =
1
/
10
volumen
-40 dB =
1
/
100
volumen
3) Ajustar el nivel de volumen con el control AUTO
MUTE (44) en la parte posterior de la unidad
donde la atenuación de volumen debe respon-
der.
En posición MAX. solo con anuncios bajos los
otros canales están atenuados.
En posición MIN. ya con anuncios altos los otros
canales están atenuados.
6.4 Protección
Para proteger los altavoces conectados, se ha inte-
grado un circuito que responde en el supuesto de
producirse algún problema instantes después de
poner el aparto en funcionamiento.
El LED PROTECT (9) ilumina:
1. Aprox. 5 segundos después del encendido.
2. Si hay voltaje directo en la salida de altavoces
(38).
3. Si se produce un corto circuito en la salida de
altavoces (38).
4. Si el amplificador está saturado.
5. Si se corta la alimentación interna.
En caso de problemas, desconectar el amplificador
y corregir el defecto. Asegurarse de que está sufi-
cientemente ventilado, agrandar la distancia a los
otros equipos generando calor, utilizar un ventilador
en caso de instalación en un rack.
7
Operación del CD
7.1 Puesta en marcha del CD
1) Si no se ha introducido un CD el display (4) mos-
trará “nodisc”.
2) Botón OPEN/CLOSE (2) para introducir CD. El
display indica “OPEN”.
3) Colocar el CD con las letras hacia arriba, y cerrar
con el botón OPEN/CLOSE. Poco después el
display indica el numéro de todos los títulos y la
duración total del CD.
4) Presionar el botón PLAY/PAUSE (14) para la lec-
tura del primer título. Si desea empezar con otro
título, apretar el botón SKIP
(17) tantas veces
como sea necesario hasta que aparezca el título
deseado. Presionar entonces PLAY/PAUSE
(14). Durante la lectura el display indica el sím-
bolo .
5) Botón PLAY/PAUSE (14) para interrumpir la
reproducción en cualquier momento. El display
indica el símbolo de pausa . El mismo botón
para continuar.
6) Para finalizar antes del final botón STOP (13). El
mecanismo está en modo Stop, y el símbolo
desaparece.
7) Antes de desconectar cerrar siempre el cajón del
CD para proteger-le contra impurificaciónes.
7.2 Display de tiempo y número de título
1) Durante la lectura del disco el número (TRACK) y
el tiempo transcurrido (TIME) del título actual
aparece en el display (4). El tiempo está indicado
en minutos y segundos.
2) Apretando el botón TIME (12) varias veces
puede obtener más información:
1. Tiempo restante. El display indica “REMAIN”.
2. Tiempo total restante del CD. El display indica
“REMAIN”. Durante la lectura de una secuen-
cia de títulos programada el display solo
indica - - : - -.
19
E
NL
B