50
GB
D
F
E
I
NL
P
GR
RU
TR
CZ
SV
HG
PO
10.1. Bedrading voedingskabel
Specificaties van de transmissiekabels
Transmissiekabels
ME afstandsbedieningskabels
MA afstandsbedieningskabels
Kabeldiameter
Opmerkingen
Type kabel
Gepantserde kabel (2-aderig)
CVVS, CPEVS of MVVS
Meer dan 1,25 mm
2
Max. lengte: 200 m
Maximale lengte van transmissiekabels voor
gecentraliseerde besturing en van binnen/buiten-
transmissiekabels (maximale lengte via binnen-
apparaten): 500 m MAX.
De maximale lengte van de bedrading tussen
voedingseenheid van transmissiekabels (op de
transmissiekabels voor gecentraliseerde besturing)
en ieder buitenapparaat en besturing is 200 m.
Beklede 2-aderige kabel (ongepantserd) CVV
0,3 ~ 1,25 mm
2
(0,75 ~ 1,25 mm
2
)*1
Als de lengte groter is dan 10 m, gebruik
dan kabels van dezelfde specificatie als
transmissiekabels.
0,3 ~ 1,25 mm
2
(0,75 ~ 1,25 mm
2
)*1
Max. lengte: 200 m
*1 Aangesloten op eenvoudige afstandsbediening
CVVS, MVVS: Gepantserde besturingskabel met PVC isolatie en PVC mantel
CPEVS: Gepantserde communicatiekabel met PE isolatie en PVC mantel
CVV: Besturingskabel met PVC isolatie en PVC bekleding
[Fig. 10.1.1] (P. 4)
A
B
C
Binnenapparaat
D
Trekdoos
(mm
2
)
*
1
Aarde
Capaciteit
Zekering
F0 = 16 A of minder *
2
*
2
*
2
1,5
1,5
1,5
20 A stroomgevoeligheid *
3
16
16
20
F0 = 25 A of minder
2,5
2,5
2,5
30 A stroomgevoeligheid *
3
25
25
30
F0 = 32 A of minder
4,0
4,0
4,0
40 A stroomgevoeligheid *
3
32
32
40
*1
F1 =
Binnenapparaat
V1
V2
Type1
PLFY-VBM, PMFY-VBM, PEFY-VMS, PCFY-VKM, PKFY-VHM,
PKFY-VKM, PFFY-VKM, PFFY-VLRMM
18,6
2,4
PEFY-VMA
38
1,6
PEFY-VMHS
13,8
4,8
Overige
Ander binnenapparaat
0
0
C :
F2 = 18,6
✕
4/8 + 38
✕
1/8
= 14,05
G1
Stroomgevoeligheid
V3
30 of minder
30 mA 0,1 sec of minder
1,5 mm
2
48
100 of minder
100 mA 0,1 sec of minder
2,5 mm
2
56
4,0 mm
2
66
20
C
10
8
6
4
3
2
1
0 1
0,1
1
10
60
600
6000
VOORBEELD
•
De voedingskabels van de apparatuur mogen niet lichter zijn dan de 245 IEC 57, 227 IEC 57, 245 IEC 53 of 227 IEC 53-norm.
• Bij installatie moet er een schakelaar met een contactafstand van ten minste 3 mm tussen de polen worden opgenomen in het voedingscircuit van de airconditioning.
Dikte voedingskabel: meer dan 1,5 mm
2
G1 = (V2
✕
hoeveelheid van type1) + (V2
✕
hoeveelheid van type2) + (V2
✕
hoeveelheid van type3) + (V2
✕
hoeveelheid van overige) + (V3
✕
kabellengte [km])
*3 De stroomgevoeligheid wordt berekend met de volgende formule.
F2 = {V1
✕
(hoeveelheid van type1)/C} + {V1
✕
(hoeveelheid van type2)/C} + {V1
✕
(hoeveelheid van type3)/C} + {V1
✕
(hoeveelheid van overige)/C}
*Conditie PEFY-VMS
✕
4 + PEFY-VMA
✕
1, C = 8 (zie rechter voorbeeldschema)
Stroomonderbreker
Lokale schakelaar/Stroomonderbreker
Totale stroomsterkte van
het binnenapparaat
Minimale kabeldikte
Hoofdkabel
Aftakking
Aardeonderbreker
Lokale schakelaar (A) Onderbreker voor bekabeling (A)
(Circuitonderbreker)
Toepassen op IEC61000-3-3 ongeveer Max. toegestane systeemimpedantie.
De aardeonderbreker dient gelijkstroomcircuit te ondersteunen.
De aardeonderbreker dient het gebruik van een lokale schakelaar of de draadonderbreker te combineren.
*2 Neem de grotere van F1 of F2 als de waarde voor F0.
Totale maximale werkstroom van de binnenapparaten
✕
1,2
Type2
Type3
Meervoud van trippingstroom op trippingtijd 0,01s
Neem “C” van de trippingeigenschappen van de onderbreker.
<Voorbeeld van “F2” berekening>
16 A breker (Trippingstroom = 8
✕
16 A op 0,01s)
Kabeldikte
Waarschuwing:
•
•
Zorg ervoor dat u de opgegeven bedrading gebruikt voor de verbindingen en er geen externe kracht op de aansluitingen wordt uitgevoerd. Als de
aansluitingen niet stevig worden bevestigd, kan er verhitting of brand optreden.
Zorg ervoor dat u het juiste type van overstroombeveiligingsschakelaar gebruikt. Merk op dat de opgewekte overstroom een gedeelte van de rechtstreekse stroom kan bevatten.
T
rippingtijd [s]
Nominale trippingstroom (x)
voorbeeldschema
,0
•
De diameter van de bedrading is de minimale waarde voor bedrading in een metalen buis. Als de spanning daalt, gebruik dan een draad die een rang dikker is in diameter.
Zorg ervoor dat de voedingsspanning niet meer dan 10% daalt.
•
Houd rekening met de omgevingsomstandigheden (temperatuur, direct zonlicht, regenwater, enz.) wanneer u de bedrading en aansluitingen uitvoert.
•
Gebruik toegewezen voedingen voor het binnenapparaat.
•
Specifieke bedradingseisen moeten beantwoorden aan de bedradingsvoorschriften van de regio.
WT04891X03_nl.p65
2012.11.16, 1:24 PM
50