sequentietypes: Enerzijds sequenties waarbij
voor ieder van de maximaal 60 stappen een indi-
viduele mengtijd wordt geprogrammeerd. Ander-
zijds sequenties met maximaal 120 stappen
waarbij de mengtijd voor alle stappen gelijk is en
die bij de weergave met de regelaar C.F. TIME
wordt ingesteld.
– De sequenties kunnen manueel of automatisch,
vooruit of achteruit worden weergegeven. De au-
tomatische weergave kan tijd- of muziekgestuurd
gebeuren. U kunt tijdens de weergave manueel
ingrijpen (b.v. om van richting te veranderen).
Ingebruikneming
4.1 Het toestel installeren
Het lichtbesturingspaneel DMX-1440 is ontworpen
voor montage in een 19"-rack (482 mm). Hiervoor
zijn 4 rack-eenheden nodig (1 rack-eenheid =
44,45 mm). Het paneel kan ook als vrijstaand
tafelmodel worden gebruikt.
4.2 De apparatuur aansluiten
Schakel het lichtbesturingspaneel en alle aangeslo-
ten lichteffectapparaten uit, alvorens apparaten aan
te sluiten resp. bestaande aansluitingen te wijzigen.
1) Verbind de DMX-uitgang van het besturings-
paneel met de DMX-ingang van het eerste licht-
effectapparaat. Gebruik naargelang de jack op
het lichteffectapparaat de driepolige of de vijfpo-
lige XLR-jack DMX OUT (31). (De XLR-jacks zijn
uitgerust met een vergrendeling. Om een stekker
uit te trekken, drukt u op de PUSH-hendel.)
Voor de aansluiting moeten speciale kabels
voor hoge gegevensstromen worden gebruikt.
Wanneer gebruik wordt gemaakt van gewone
microfoonkabels, mag de totale kabellengte niet
meer dan 100 m bedragen. De beste overdracht
gebeurt met een afgeschermde microfoonkabel
van 2 x 0,25 mm
2
of een speciale datatransmis-
siekabel. Bij kabellengten vanaf 150 m wordt het
tussenschakelen van een DMX-ophaalversterker
aanbevolen (b.v. SR-103DMX of SR-105DMX
van “img Stage Line”).
2) Verbind de DMX-uitgang van het eerste lichtef-
fectapparaat met de DMX-ingang van het vol-
gende lichteffectapparaat. Verbind de uitgang
hiervan met de ingang van het volgende appa-
raat etc., tot alle lichteffectapparaten in een ket-
ting zijn aangesloten (zie ook figuur 3).
3) Sluit de DMX-uitgang van de laatste lichtregelaar
in de ketting af met een weerstand van 120
Ω
(0,25 W): Soldeer de weerstand vast op de pin-
nen 2 en 3 van een XLR-stekker en plug de stek-
ker in de DMX-uitgang.
4) Om een scènesequentie muziekgestuurd weer te
geven (hoofdstuk 7.2) kunt u een audioapparaat
met lijnuitgang (cd-speler, cassettedeck, meng-
paneel etc.) aansluiten op de jack AUDIO IN (32).
Bij aansluiting op de jack wordt de ingebouwde
microfoon (4) uitgeschakeld.
5) Plug ten slotte de netstekker van het aansluit-
snoer (30) in een stopcontact (230 V~/50 Hz).
4.3 De DMX-startadressen van de lichteffect-
apparaten instellen
Alvorens de volledige verlichtingsinstallatie in te
schakelen, moeten de aangesloten lichteffectappara-
ten over de 144 beschikbare DMX-adressen worden
verdeeld. Dit kan niet volgens een vast schema
gebeuren, omdat de lichteffectapparaten naargelang
het type een verschillend aantal DMX-kanalen in
beslag nemen (zie ook figuur 7 op pagina 51). Elk
lichteffectapparaat moet op een startadres worden
ingesteld, d.w.z. op het adres waarmee de eerste
functie wordt gestuurd, b.v. adres 19 om te draaien bij
een scanner. Indien de scanner drie kanalen ge-
bruikt, b.v. voor kantelen, kleurwissel en Gobo-wis-
sel, dan zijn ook de volgende adressen 20, 21 en 22
automatisch toegewezen. Wanneer uitsluitend iden-
tieke apparaten synchroon moeten worden gestuurd,
kunnen ze hetzelfde startadres behouden, anders
moet elk apparaat een vrij eigen adres krijgen.
Het aantal benodigde DMX-kanalen, hun functies
en het instellen van het DMX-startadres kunt u in de
betreffende gebruikershandleiding van het lichtef-
fectapparaat nalezen.
4.4 De besturingskanalen configureren
Om een idee te hebben van de uitgebreide configu-
ratiemogelijkheden vindt u een overzicht op pa-
gina’s 50 en 51. Raadpleeg dit overzicht alvorens
met de configuratie te beginnen. Zo kunt u alle
mogelijkheden optimaal benutten.
1) Schakel met de POWER-schakelaar (8) het be-
sturingspaneel in. Op het display verschijnt kort
“img Stage Line DMX-1440” en het nummer van
de softwareversie. Daarna verschijnt in de eerste
regel “Bk01 01/01”. Uit de geheugenbank 01 is
de scène 01 opgeroepen (zie hoofdstuk 6).
2) Roep het configuratiemenu op met de toets
ESC/SETUP (21). Dit kan echter niet tijdens
weergave of programmering van een scènese-
quentie. In figuur 4 vindt u de menustructuur.
3) Het display vermeldt “Output Options? Y/N”.
a) Om de DMX-adressen toe te wijzen (hoofd-
stuk 4.4.1), drukt u op de cijfertoets 12/YES
(2) [melding “DMX Patch”] of
b) Om de opties van de besturingskanalen vast
te leggen (hoofdstuk 4.4.2), drukt u op de toets
11/NO (2) [melding “Control Options? Y/N”].
Om te bevestigen drukt u op de toets 12/YES,
om de resetfunctie op te roepen (hoofdstuk
4.4.3) op de toets 11/NO.
4) Met de toets ESC/SETUP kunt u telkens het con-
figuratiemenu verlaten.
duración de transición está programada para
cada uno de las 60 etapas como máximo y las
secuencias con 120 etapas como máximo para
las cuales la duración de transición para todas
las etapas es idéntica y regulada durante la resti-
tución con el potenciómetro C.F. TIME.
– Las secuencias pueden desfilar manualmente,
automáticamente, hacia adelante o hacia atrás;
el desarrollo automático puede controlarse por
música o el tiempo. Una intervención manual
(por ejemplo para modificar la dirección) es posi-
ble durante el desarrollo.
4
Funcionamiento
4.1 Instalación del aparato
El controlador DMX-1440 está previsto para un
montaje en rack 482 mm, 19". En este caso, 4 uni-
dades (1 unidad = 44,45 mm) son necesarias.
Puede también instalarlo directamente sobre mesa.
4.2 Conexiones de aparatos
Antes de efectuar las conexiones o de modificarlas,
desconecte el controlador y el conjunto de los efec-
tos de luz.
1) Conecte la salida DMX del controlador a la en-
trada DMX del primer efecto de luz. Según la
toma del efecto de luz, utilice la toma DMX OUT
(31) XLR 3 polos o 5 polos (las tomas XLR dis-
ponen de un cierre. Para sacar la clavija, pulse la
palanca PUSH).
Para la conexión, es recomendato utilizar cab-
les específicos para llegadas de datos importan-
tes. El empleo de cables de micro usuales solo
se puede aconsejar para longitudes de cable de
100 m máximo. Los mejores resultados de trans-
misión se obtienen con un cable de micro blinda-
do de sección 2 x 0,25 mm
2
o con un cable espe-
cífico para la transmisión de datos. Para long-
itudes a partir de 150 m, le aconsejamos insertar
un amplificador DMX de señal (p. ej. SR-103DMX
o SR-105DMX de “Img Stage Line”).
2) Conecte la salida DMX del primer efecto de luz
con la entrada DMX del efecto siguiente; conecte
la salida de este último con la entrada del pró-
ximo aparato y así sucesivamente hasta que
todos los efectos estén conectados formando
una cadena (vea también esquema 3).
3) Acabe la salida DMX del último efecto de luz de
la cadena con una resistencia de 120
Ω
(0,25 W):
soldar con los pins 2 y 3 de una toma XLR la re-
sistencia y conecte la toma en la salida DMX.
4) Para un desarrollo de una secuencia de escena
controlado por música (capítulo 7.2), puede
conectar un aparato audio con salida línea (p. ej.
lector CD, tape deck, mesa de mezcla, etc.) a la
toma AUDIO IN (32). Durante la conexión a la
toma, el micro interno (4) está desconectado.
5) Conecte el cable de conexión (30) a un enchufe
de 230 V~/50 Hz.
4.3 Reglaje de las direcciones de arranque
DMX de los efectos de luz
Antes de conectar el conjunto de la instalación de ilu-
minación, los efectos de luz conectados se reparten
entre las 144 direcciones DMX disponibles. Esta
manipulación no se puede efectuar según un
esquema predefinido, porque los efectos de luz con-
figuran una cantidad distinta de canales DMX, según
el tipo (vea también esquema 7, página 51). Regule
cada efecto de luz en una dirección de arranque, es
decir, en la dirección con la cual la primera función se
controla, p. ej. dirección 19 para la inclinación en el
caso de un escáner; si el escáner configura tres
otros canales, por ejemplo para la inclinación, el
cambio de colores y el cambio de gobos, se atri-
buyen las direcciones siguientes 20, 21, 22 automáti-
camente. Para únicamente un control de gestión sin-
cronizado de aparatos idénticos, pueden recibir la
misma dirección de arranque, en otro caso cada
aparato debe recibir una dirección individual y libre.
Encontrará la cantidad de canales DMX
necesaria, sus funciones y el reglaje de la dirección
de arranque DMX en el manual de instrucciones del
efecto de luz.
4.4 Configuración de los canales de control
Para tener una idea de las múltiples posibilidades de
configuración, vea las informaciones páginas 50 y 51.
Téngalas en cuenta antes de la configuración, para
utilizar todas las posibilidades de manera óptima.
1) Conecte el controlador con el interruptor
POWER (8). La pantalla indica brevemente “Img
Stage Line DMX-1440” y el número de la versión
del software. Después aparece en la primera
línea “Bk01 01/01”. Se selecciona la escena 01
del banco de memorias 01 (vea capítulo 6).
2) Seleccione el menú de configuración con la tecla
ESC/SETUP (21). Esta manipulación no se
puede efectuar durante el desarrollo o la progra-
mación de una secuencia de escenas. Vea la
estructura del menú del esquema 4.
3) El display indica “Output Options? Y/N”.
a) Para atribuir las direcciones DMX (cap. 4.4.1),
pulse la tecla numérica 12/YES (2) [mensaje
“DMX Patch”] o
b) para determinar las opciones de canales de
control (cap. 4.4.2), pulse la tecla 11/NO (2)
[mensaje “Control Options? Y/N”].
Pulse la tecla para confirmar 12/YES o para
acceder a la función de reinicialización (capí-
tulo 4.4.3), la tecla 11/NO.
4) Con la tecla ESC/SETUP, es posible, en cada
caso, salir del menú de configuración.
39
NL
B
Output Options?
ESC /
SETUP
NO
YES
Control Options?
NO
YES
Reset All Opt’s?
NO
YES
Bk 01/01
Sure ? ? ?
NO
YES
Control Ch:
0
1
Master Depend:
Y
DMX Patch Ch:
0
01
Crossfade:
Y
Blackout:
Y
Full/Flash:
Y
ESC /
SETUP
or
ESC /
SETUP
ESC /
SETUP
Ctrl Ch:
0
1 Inv:N
Ctrl Ch:01 Inv:
N
ESC /
SETUP
or
ESC /
SETUP
ESC /
SETUP
ESC /
SETUP
Fig. 4
De menustructuur / Estructura del menú