Not for
Reproduction
155
Voer onderhoud uit aan de bougie.
Zie Afbeelding 13
Controleer de elektrodeafstand (A, Afbeelding 13) met een draadkaliber (B). Stel
zonodig de afstand bij Installeer de bougie en draai deze vast met het aanbevolen
aanhaalkoppel Zie voor afstelling van de elektrodeafstand en het aanhaalkoppel het
deel
Specificaties
.
Opmerking:
*In sommige gebieden schrijven plaatselijke wetten het gebruik voor
van weerstandsbougies om ontstekingssignalen te onderdrukken Indien deze motor
origineel was uitgerust met een weerstandsbougie, gebruik dan voor vervanging
hetzelfde type bougie.
Onderhoud aan het uitlaatsysteem
WAARSCHUWING
Draaiende motoren produceren warmte. Motoronderdelen, vooral
geluiddempers, worden zeer heet.
Ernstige brandwonden kunnen optreden bij contact.
Brandbaar vuil, zoals bladeren, gras en hout, kan in brand vliegen.
• Laat geluiddemper, motorcilinder en koelvinnen afkoelen voordat u ze aanraakt.
• Verwijder brandbare stoffen die zich in en rondom de geluiddemper en cilinder
hebben opgehoopt.
• Overeenkomstig de California Public Resource Code Section 4442 is het
verboden de motor te gebruiken in of in de buurt van bos-, kreupelhout- of
grasgebied tenzij het uitlaatsysteem is uitgerust met een vonkenvanger, zoals
gedefinieerd in Section 4442, die in goede staat wordt gehouden. In andere
deelstaten of landen gelden mogelijk vergelijkbare wetten. Neem contact op met
de oorspronkelijke fabrikant, detailhandelaar of dealer voor een vonkenvanger die
ontworpen is voor het uitlaatsysteem dat op uw machine is geïnstalleerd.
Verwijder brandbare stoffen die zich in en rondom de geluiddemper en cilinder
hebben opgehoopt. Inspecteer de uitlaat op barsten, corrosie of andere beschadiging
Verwijder de vonkenvanger, als de machine hiermee is uitgerust en inspecteer deze
op beschadiging of koolverstopping Als u beschadigingen aantreft, installeer dan
vervangingsonderdelen voordat u het apparaat weer gebruikt.
WAARSCHUWING
Vervangende onderdelen moeten identiek zijn aan en op dezelfde positie worden
geïnstalleerd als de originele onderdelen. Andere onderdelen zullen minder goed
werken, kunnen de maaier beschadigen en kunnen letsel veroorzaken
Motorolie verversen
Zie Afbeelding: 14, 15, 16, 17
WAARSCHUWING
Brandstof en brandstofdampen zijn uiterst brandbaar en explosief.
Brand of explosie kunnen ernstige brandwonden of de dood veroorzaken.
Draaiende motoren produceren warmte. Motoronderdelen, vooral
geluiddempers, worden zeer heet.
Ernstige brandwonden kunnen optreden bij contact.
• Als u de olie uit de bovenste olievulbuis aftapt, moet de brandstoftank leeg zijn,
anders kan er brandstof lekken, wat kan leiden tot brand of een explosie.
• Laat geluiddemper, motorcilinder en koelvinnen afkoelen voordat u ze aanraakt.
Gebruikte olie is een gevaarlijk afvalproduct en moet op de juiste manier worden
afgedankt. Voer het niet met het huishoudelijk afval af. Raadpleeg de plaatselijke
autoriteiten, het servicecentrum of uw dealer voor veilige afvoer-/recyclingbedrijven.
Olie verwijderen
U kunt de olie aftappen via het onderste aftapgat of vanuit de bovenste olievulbuis.
1.
Ontkoppel de bougiekabel (D, Afbeelding 14) terwijl de motor is uitgeschakeld,
maar nog wel warm is en zorg dat deze niet in de buurt van de bougie (E) komt.
2.
Verwijder de olie-aftapplug (F, Afbeelding 15). Laat de olie in een goedgekeurde
bak stromen.
Opmerking:
Elk van de olieaftappluggen (F, Afbeelding 15) kan worden gemonteerd in
de motor.
3.
Als de olie is afgetapt, plaats de olie-aftapplug (F, Afbeelding 15) en deze draai
vast.
4.
Als u de olie aftapt via de bovenste olievulbuis (C, Afbeelding 16), houd dan de
kant van de motor waar de bougie (E) zich bevindt omhoog. Laat de olie in een
goedgekeurde bak stromen.
WAARSCHUWING
Als u de olie uit de bovenste olievulbuis aftapt, moet de brandstoftank leeg zijn,
anders kan er brandstof lekken, wat kan leiden tot brand of een explosie. Als u de
brandstoftank wilt legen, laat u de motor lopen totdat deze door gebrek aan brandstof
stopt.
Olie bijvullen
• Zorg ervoor dat de motor waterpas staat.
• Verwijder eventueel vuil uit het olievulgebied.
• Zie het deel
Specificaties
voor de oliecapaciteit.
1.
Verwijder de peilstok (A, Afbeelding 17) en veeg deze met een schone doek af.
2.
Giet langzaam olie in de vulopening voor motorolie (C, Afbeelding 17).
Niet te
veel bijvullen.
Wacht na het bijvullen één minuut en controleer dan het oliepeil.
3.
Plaats de peilstok en draai deze vast (A, afbeelding 17).
4.
Verwijder de peilstok en controleer het oliepeil. Het oliepeil is correct als het
bovenaan bij de indicator voor vol (B, Afbeelding 17) op de peilstok staat.
5.
Plaats de peilstok (A, Afbeelding 17) terug en draai deze vast.
6.
Sluit de bougiekabel (D, Afbeelding 14) aan op de bougie (E).
Onderhoud aan het luchtfilter
Zie afbeelding: 18, 19
WAARSCHUWING
Brandstof en brandstofdampen zijn uiterst brandbaar en explosief.
Brand of explosie kunnen ernstige brandwonden of de dood veroorzaken.
• De motor mag nooit worden gestart of draaien als de luchtfiltereenheid (indien
aanwezig) of het luchtfilter (indien aanwezig ) is verwijderd.
OPGEPAST
Reinig het filter niet met perslucht of oplosmiddelen. Perslucht kan het
filter beschadigen en oplosmiddelen kunnen het filter oplossen.
Zie het
Onderhoudsschema
voor het benodigde onderhoud.
De verschillende modellen hebben een filter van schuim of papier. Sommige modellen
zijn ook uitgerust met een optioneel voorfilter dat kan worden uitgewassen en
hergebruikt. Vergelijk de illustraties in deze handleiding met het type dat op uw motor is
gemonteerd en voer onderhoud op basis daarvan uit.
1.
Maak de bevestiging(en) (A, Afbeelding 18, 19) los.
2.
Verwijder het deksel (B, Afbeelding 18, 19).
3.
Verwijder de bevestiging(en) (E, Afbeelding 19) (indien aanwezig).
4.
Voorkom dat er vuil in de carburateur komt door het voorfilter (D, Afbeelding 18,
19) en het filter (C) voorzichtig uit de houder van het luchtfilter te halen.
5.
Tik het filter (C, Afbeelding 18, 19) voorzichtig op een hard oppervlak om het vuil
los te maken. Als het filter zeer vuil is, vervang het dan door een nieuw filter.
6.
Verwijder het voorfilter (D, Afbeelding 18, 19) uit het filter (C).
7.
Was het voorfilter (D, Afbeelding 18, 19) in water met een vloeibaar
reinigingsmiddel. Laat het voorfilter grondig aan de lucht drogen.
Breng geen
olie
aan op het voorfilter.
8.
Monteer het droge voorfilter (D, Afbeelding 18, 19) op het filter (C).
9.
Installeer het filter (C, Afbeelding 18, 19) en het voorfilter (D). Zorg dat het filter
stevig op de houder voor het luchtfilter is geplaatst.
10. Zorg ervoor dat de pakking (F, Afbeelding 19), indien aanwezig, op de juiste plaats
zit onder het filter (C). Zet het filter (C) vast met de bevestiging(en) (E), indien
aanwezig.
11. Plaats het deksel (B, Afbeelding 18, 19) en zet het goed vast met de
bevestiging(en) (A). Zorg dat de bevestiging(en) goed vast zit(ten).
Onderhoud aan het brandstofsysteem
Zie Afbeelding: 20, 21