28 | Electric motors for explosive atmospheres
28 | Elektrische motoren voor explosiegevaarlijke omgevingen
De motor moet zijn uitgerust met een beveiliging tegen overlading. Voor driefasemotoren is de installatie van beveiligingssystemen tegen fase-uitval ook aanbevolen.
De thermische beveiligingen van de lagers van motoren die worden aangedreven middels een frequentie-omvormer moeten verplicht gekoppeld
zijn. Voor andere startmethoden is het gebruik van thermische beveiliging optioneel. Voor “Ex n”, “Ex ec”, “Ex d/Ex db”, “Ex de/Ex db eb”, “Ex tb”
en "Ex tc" motoren: alle thermische beveiligingen (RTD's, thermische bimetaalbeschermers en thermistoren voor statorbescherming) die in het
motorbeveiligingscircuit worden gebruikt, kunnen via een standaard industriële regelaar in een veilige omgeving worden aangesloten.
Voor "Ex eb" motoren: alle thermische beveiligingen (RTD‘s, thermische bimetaalbeschermers en thermistoren voor statorbescherming) die
in het motorbeschermingsschakeling worden gebruikt, moeten afzonderlijk worden beschermd door gebruik te maken van een intrinsieke
veiligheidsvoorziening die het minimale beveiligingsniveau van EPL Gb waarborgt.
Controleer de correcte werking van accessoires (rem, encoder, thermische beveiliging, ventilatie, enz..) die op de motor geïnstalleerd zijn voor de inbedrijfstelling.
De temperatuurlimieten voor alarm en uitschakelen van de thermische beveiliging kunnen worden ingesteld afhankelijk van de toepassing, maar
mogen niet hoger zijn dan de waarden vermeld in Tabel 5.
Tabel 5
- Maximale bedrijfstemperatuur van de thermische beveiliging
Onderdeel
Markering van het klassegebied
op het typeplaatje
Klassegebied waar het product
wordt geïnstalleerd
Maximale werktemperatuur (°C)
Alarm
Uitschakkeling
Wikkeling
Ex d
Ex d
130
150
Ex n
Ex n
130
155
Ex t
Ex t
120
140
Ex e
Ex e
-
110
Ex n + Ex t
Ex n
140
155
Ex t
-
140
Ex d + Ex t
Ex d
140
150
Ex t
-
140
Klasse I Div. 1
Klasse I Div. 1
130
150
Klasse I Div. 2
Klasse I Div. 2
130
155
Klasse II Div. 1
Klasse II Div. 1
120
140
Lager
Alle
Alle
110
On
Opmerkingen:
1) De hoeveelheid en het type van de thermische beveiliging die op de motor zijn geïnstalleerd is vermeld op de aanvullende typeplaatjes van de motor.
2) In het geval van thermische beveiliging met gekalibreerde weerstand (bijv. Pt-100), moet het beschermingssysteem worden aangepast aan de bedrijfstemperatuur vermeld in Tabel 5.
Bij de toepassing van “Ex e” motoren dient de thermische beveiliging, in geval van overbelasting of blokkering van de rotor, met tijdsvertraging te werken,
afhankelijk van de stroom, en de externe netkabels te controleren. De “
t
E
” tijd aangegeven op het typeplaatje van de motor mag niet worden overschreden. De
“Ex e” motoren die worden onderworpen aan versnellingen hoger dan 1,7 maal de “
t
E
” tijd dienen worden beschermd met een beveiliging tegen overbelasting.
Motoren uitgerust met thermische beschermers van het Automatische type worden automatisch hergestart zodra de motor afkoelt.
Maak dus geen gebruik van motoren met automatische thermische beveiliging in toepassingen waar de automatische herstart
gevaarlijk kan zijn voor mensen of voor de apparatuur. Als een thermische beschermer in werking is gegaan, schakel de motor van het
elektriciteitsnet en controleer de oorzaak van het inbedrijf treden van de thermische beschermer.
Voor informatie over het gebruik van de frequentieomvormer moet men verplicht de instructies volgen van de handleiding van de motor op de site
www.weg.net
en van de handleiding van de frequentieomvormer.
4. BEDIENING
Raak tijdens de bediening, de onder spanning staande delen niet aan en raak nooit draaiende delen aan en houdt afstand van deze delen.
Zorg ervoor dat de verwarming uitgeschakeld is tijdens de werking van de motor.
De nominale prestatiewaarden en de bedrijfsomstandigheden staan vermeld op het typeplaatje van de motor. De spanningvariaties en de
voedingsfrequentie mogen niet hoger zijn dan de limieten bepaald door de geldige normen.
Eventuele afwijkingen van de normale werking (de werking van thermische beschermers, geluidstoename, trillingen, temperatuur en stroom) moeten
worden geëvalueerd door bevoegd personeel.
Het gebruik van een rollager voor directe koppeling wordt niet aanbevolen. Motoren uitgerust met rollagers vereisen een minimale radiale belasting voor
een goede werking.
Tijdens de uitschakeling van de machine, moeten de smeersystemen van de olielagers (geforceerde of onder druk werkend) of oil mist en de
koelsystemen ingeschakeld te blijven tot het stilstaan van de machine.
In geval van storing in het smeer- en/of koelingssysteem, schakel de motor onmiddelijk uit.
Na het stoppen van de motor, moeten de koelsystemen en geforceerde of druksmeersystemen (indien aanwezig) worden uitgeschakeld en de
verwarmingsweerstanden (indien aanwezig) moeten worden ingeschakeld.
Bij twijfel zet de motor onmiddellijk uit en neem contact op met de dichtstbijzijnde WEG-geautoriseerde technische assistent voor explosieve atmosfeer.
5. ONDERHOUD
Voordat enige onderhouds werkzaamheden worden verricht, moet de motor volledig zijn stopgezet, losgekoppeld van het lichtnet
en beschermd worden tegen een eventuele herstart. Zelfs als de motor wordt gestopt kunnen er spanningen voorkomen in de
verwarmingsweerstanden.
De ontmanteling van de motor tijdens de garantieperiode mag alleen worden uitgevoerd door een WEG-geautoriseerde technische
assistent voor explosieve atmosfeer.
Bij motoren met een permanente magneet rotor (W22 Quattro en W22 Magnet), vereisen de montage en demontage van de motor het gebruik
van geschikte gereedschappen vanwege de aantrekkings- of afstotingskrachten die ontstaan tussen de metalen onderdelen. Deze
werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door een WEG-geautoriseerde technische assistent speciaal getraind voor dit werk.
Pacemaker-gebruikers mogen deze motoren niet bedienen. De permanente magneten kunnen storingen veroorzaken op andere elektrische
apparatuur en componenten tijdens het onderhoud.
Wanneer de flameproof of Protection by Enclosure motoren zijn uitgeschakeld moet er 60 minuten worden gewacht voor de frames IEC 71
tot 200 en NEMA 143/5 tot 324/6 en 150 minuten voor de frames IEC 225 tot 355 en NEMA 364/5 tot 586/7 voordat de terminal box mag
worden geopend of de motor kan worden gedemonteerd.
Voor de W50 en HGF motor lijnen voorzien van axiaalventilatoren, de motor en de axiale ventilator hebben verschillende markeringen voor
het aangeven van de draairichting te voorkomen dat verkeerde montage.De axiale ventilator moet worden gemonteerd dat de indicatieve
pijl voor de draairichting is altijd zichtbaar, het bekijken van de niet-aangedreven einde kant. De markering aangegeven op de axiale
ventilatorblad, CW voor rechtse draairichting of CCW voor linkse draairichting geeft de draairichting van de motor bekijken van de schijf.