140
5. Met behulp van de knoppen REL/PC (Log/
Ż
) en MAX/MIN (View/
Ź
) kunnen nu de uren,
minuten en seconden worden gekozen. Stel de waarden met de knoppen H/LIGHT (+/COMP)
of RANGE (-) in.
6. Druk na een geslaagde instelling op de knop SHIFT/SETUP om de datum (menupunt “SET
DATE”) in te stellen. Hier kunnen eveneens met de knoppen REL/PC (Log/
Ż
) en MAX/MIN
(View/
Ź
View/
Ź
) de afzonderlijke posities (dag, maand, jaar) worden gekozen en hun waarde
met behulp van de knoppen H/LIGHT (+/COMP) of RANGE (-) worden gewijzigd.
7. Houd de knop SHIFT/SETUP gedurende circa 2 seconden ingedrukt om de instellingen op te
slaan en het menu SETUP te verlaten. Daarbij wordt tevens de SHIFT-modus verlaten.
Als datum en tijd niet meer juist worden aangegeven, dan moet de knoopcelbatterij
worden vervangen. De knoopcelbatterij heeft een levensduur van ca. 3 tot 5 jaar.
Deze garandeert de voeding voor datum en tijd voor het geval dat de batterij van
de DMM leeg is of uit het apparaat wordt verwijderd als deze gedurende langere
tijd niet wordt gebruikt. Het vervangen van de knoopcelbatterij is in hoofdstuk “23.
Onderhoud en reinigen” (pagina 160) beschreven.
11. MEETFUNCTIES
In geen geval mogen de maximaal toelaatbare ingangsgrootheden worden
overschreden.
Raak geen schakelingen of componenten aan als daarbij hogere spanningen dan
25 V ACrms of 35 V/DC kunnen voorkomen! Levensgevaar!
Controleer voor aanvang van de meting de aangesloten meetsnoeren op
beschadigingen, zoals inkepingen, scheuren of afknellingen. Defecte meetsnoeren
mogen niet meer worden gebruikt! Levensgevaar!
Tijdens het meten mogen de meetpennen niet boven de voelbare
handgreepmarkeringen op de meetpennen worden vastgehouden.
Metingen kunnen alleen worden uitgevoerd bij gesloten batterij- en zekeringvak. Bij
geopend vak zijn alle meetbussen mechanisch tegen insteken beveiligd.
Er mogen altijd slechts alleen die twee meetsnoeren op het meetinstrument worden
aangesloten die voor de meting nodig zijn. Verwijder om veiligheidsredenen alle
niet noodzakelijke meetsnoeren van het meetapparaat.
Metingen aan stroomkringen >50 V/AC en >75 V/DC mogen alleen door vakmensen
en geautoriseerde personen worden uitgevoerd die op de hoogte zijn van de
geldende voorschriften en de daaraan verbonden gevaren.
Zodra er “OL” (van overload = overloop) op het uitleesvenster verschijnt, wordt het meetbereik
overschreden.
33
Die Schnittstelle ist im Normalbetrieb abgeschaltet. Um diese zu aktivieren, halten Sie bei
eingeschaltetem DMM die REL/PC (Log/
Ż
)-Taste (10c) für 2 s gedrückt. Die Aktivierung wird durch
das Schnittstellensymbol
signalisiert. Zum Deaktivieren halten Sie die REL/PC (Log/
Ż
)-Taste ca.
2 s gedrückt oder schalten das DMM aus.
21. INSTALLATION DER SOFTWARE
1. Legen Sie die CD in das CD-Rom-Laufwerk Ihres Computers ein.
2. Die Installation beginnt automatisch. Falls nicht, gehen Sie bitte in Ihr CD-ROM-Verzeichnis und
öffnen Sie dort die Installationsdatei „autorun.exe“.
3. Wählen Sie Ihre gewünschte Sprache aus (Deutsch, Englisch oder Französisch).
4. Folgen Sie den Anweisungen im Dialogfenster, wählen Sie das Zielverzeichnis für die Installation
aus und führen Sie die Installation durch.
5. Beachten Sie für nähere Informationen bitte die auf der CD enthaltene Bedienungsanleitung.
6. Bei der beiliegenden Software handelt es sich um die Voltsoft Standard Edition. Die Professional
Version (Voltsoft PRO, Nr. 10 13 33) kann separat erworben werden. Mit Erwerb der Professional
Version erhalten Sie den entsprechenden Lizenzschlüssel. Folgen Sie den Anweisungsschritten
der Voltsoft Bedienungsanleitung, um ein Upgrade Ihrer Software zur Professional Version
durchzuführen und diese zu registrieren.
7. Voltsoft Software-Updates auf die neueste Version des Voltsoft Programms sind verfügbar, wenn
das Programm läuft und eine Internetverbindung besteht; alternativ können Sie auch unter „http://
www.conrad.com“ nach den neuesten Voltsoft-Updates suchen.
22. DISPLAYHELLIGKEIT
1. Die Helligkeit des Displays kann stufenweise eingestellt werden. Halten Sie die H/LIGHT (+/
COMP) -Taste (10a) für ca. 2 s gedrückt, um zwischen 3 Helligkeits-Stufen zu wechseln.
2. Im SETUP-Menü haben Sie die Möglichkeit, den Energiespar-Modus für das Display zu aktivieren
bzw. zu deaktivieren. Der Energiespar-Modus ist im Auslieferungszustand des Gerätes aktiviert.
3. Ist der Energiespar-Modus eingeschaltet, so wird die Displayhelligkeit bei Inaktivität automatisch
reduziert. Wenn das Gerät 15 Sekunden lang nicht bedient wird, wechselt die Displayhelligkeit
von der höchsten Helligkeits-Stufe auf die mittlere Stufe. Nach weiteren 15 Sekunden Inaktivität
wechselt das Display von der mittleren Stufe auf die niedrigste Stufe.
4. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf
dem Display erscheint
. Sie be
fi
nden sich nun im SHIFT-Modus.
5. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste erneut für ca. 2 s gedrückt, um das SETUP-Menü zu öffnen.
