142
c) Stroommeting “A”
In geen geval mogen de max. toelaatbare ingangsgrootheden worden overschreden.
Raak geen schakelingen of componenten aan als daarbij hogere spanningen dan
25 V ACrms of 35 V/DC kunnen voorkomen! Levensgevaar!
De max. toelaatbare spanning in de stroommeetkring mag 1000 V in CAT III niet
overschrijden. Metingen >5 A mogen slechts gedurende max. 10 seconden en
alleen met tussentijden van 10 minuten worden uitgevoerd.
Begin de stroommeting altijd met het grootste meetbereik en schakel indien noodzakelijk over
naar een kleiner meetbereik. Voor het overschakelen naar een meetbereik altijd de schakeling
stroomloos schakelen. Alle stroommeetbereiken zijn gezekerd en daarmee beveiligd tegen
overbelasting.
Ga voor het meten van gelijkstromen (A ) als volgt te werk:
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “A
”, “mA
”
of “
ȝ
A
“.
2. In de tabel zijn de verschillende meetfuncties en de
mogelijke meetbereiken opgevoerd. Kies het meetbereik en
de bijbehorende meetbussen.
Meetfunctie
Meetbereik
Meetbussen
Ȟ
A
0,01
ȝ
A - 6000
ȝ
A COM + mA
ȝ
A
mA
0,001 mA - 600 mA COM + mA
ȝ
A
10A
0,001 A - 10 A
COM + 10A
3. Steek het rode meetsnoer in de mA
ȝ
A- of 10A-meetbus (5, 6).
Steek het zwarte meetsnoer in de meetbus COM (8) (Afb. 3).
4. Verbind de beide meetpennen in serie met het meetobject
(batterij, schakeling enz.); de betreffende polariteit van de
meetwaarde wordt samen met de momentele meetwaarde op
het uitleesvenster weergegeven.
Afb. 3
Zodra er bij gelijkstroommeting een min “-” voor de meetwaarde verschijnt, loopt de stroom
tegengesteld (of zijn de meetsnoeren verwisseld).
5. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM
uit.
31
8. Die Einstellung „OFF“ bedeutet, dass sich das Display ausschaltet, wenn das Gerät 5 Minuten
lang nicht bedient wird. Es wird dann nur noch das Symbol
und die Speichernummer
angezeigt. Wenn das Gerät kontinuierlich Messwerte speichert (Einstellung „OVERWRITE“) und
der Messwert „1000“ überschritten wird, erscheint ein blinkendes Unendlichkeits-Symbol „
“
unterhalb von
.
9. Das Gerät ist im Auslieferungszustand auf „OFF“ voreingestellt.
10. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste für ca. 2 s gedrückt, um die Einstellung zu speichern und das
SETUP-Menü zu verlassen.
Wenn das Display im Energiespar-Modus ausgeschaltet wurde, betätigen Sie den Drehschalter
oder drücken Sie eine beliebige Taste (außer -Taste (9)), um es wieder einzuschalten.
Gespeicherte Messwerte ansehen:
1. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf
dem Display erscheint
. Sie be
fi
nden sich nun im SHIFT-Modus.
2. Drücken Sie nun die MAX/MIN (View/
Ź
)-Taste (10b), um in den Anzeige-Modus zu wechseln. Im
Display erscheint
und darunter die erste Speichernummer „0001“. In der Mitte des Displays
wird der gespeicherte Messwert angezeigt.
3. Betätigen Sie die Tasten H/LIGHT (+/COMP) oder RANGE (-), um die einzelnen Aufzeichnungen
anzuzeigen.
4. Drücken Sie erneut die MAX/MIN (View/
Ź
)-Taste, um den Anzeige-Modus zu verlassen.
5. Zum Verlassen des SHIFT-Modus drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste.
Die gespeicherten Messwerte einer Vergleichsmessung werden im Display mit den Symbolen
und
angezeigt.
Wenn im Display „VOID“ angezeigt wird, bedeutet dies, dass der Messwerte-Speicher leer ist.
Gespeicherte Messwerte löschen:
1. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf
dem Display erscheint
. Sie be
fi
nden sich nun im SHIFT-Modus.
2. Halten Sie die MAX/MIN (View/
Ź
)-Taste (10b) für ca. 2 s gedrückt. Es erscheint kurz die Anzeige
und „VOID“ auf dem Display. Es werden alle Messwerte gelöscht.
3. Zum Verlassen des SHIFT-Modus drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste.
