87
• Zorg ervoor dat de zwarte lijnen op de
positioneringstool
zijn uitgelijnd met de markering
voor het midden van het klepmechanisme en dat de pijl
voor de stroomrichting is uitgelijnd met de markeringen
voor de proximale en distale aansluithaakjes/katheters.
Als u het probleem niet op deze manier kunt oplossen,
moet u de klep vervangen.
SECTIE E: De huidige klepinstelling bevestigen
U kunt de instelling van een geïmplanteerde klep
vaststellen met de CODMAN CERTAS-toolkit en de
aanwijzingen in SECTIE C:
Bijstellingsprocedure na
implementatie,
stappen 1 t/m 6.
U kunt ook een röntgenfoto van de klep maken. Voor
een goede röntgenfoto moet de opname loodrecht op
het vlak van de klep worden gemaakt, waarbij de niet-
geïmplanteerde kant van het hoofd van de patiënt op de tafel
rust. De foto moet worden gemaakt in relatie tot de klep en
niet tot de anatomie van de patiënt. Zie afbeelding 14 voor
röntgenfoto’s van de klep bij alle instellingen.
Gebruik de röntgen-overlaytool om een röntgenopname
te bekijken (zie SECTIE F:
De klepinstelling aflezen met
de röntgen-overlaytool
, stappen 1-5).
SECTIE F: De klepinstelling aflezen met de
röntgen-overlaytool
Zie afbeelding 15.
Opmerking:
plaats de
röntgen-overlaytool
tegen het
röntgenbeeld aan.
1.
Lijn de
RODE
middenlijn van de klep op de overlay
uit met de middenlijn van de betreffende röntgenfoto.
Lijn hiervoor de proximale en distale connectoren
van het röntgenbeeld uit met de overeenkomstige
connectoren op de overlay.
2.
Zorg ervoor dat de getallen op de overlay die de
instellingen aangeven de juiste weergave-oriëntering
hebben. In deze richting loopt de rode markeringslijn
aan de rechterkant (RHS) door tot rechts van de
RODE
middenlijn. Dit zorgt voor een juiste richting
van de overlay.
3.
Lijn de middenstip van de rotatieconstructie (RC)
op de overlay uit met het midden van de RC op het
röntgenbeeld.
4.
Zorg ervoor dat de rode RHS-markeringslijn met
rode stip is uitgelijnd met de RHS-markering van het
röntgenbeeld (indien aanwezig).
5.
U bepaalt de klepinstelling door het gebied van
de overlay te identificeren waar zich het grootste
deel bevindt van het beeld van de magneet met de
tantalium bal ernaast.
Injectie
Indien een hypodermische injectie is vereist, dient u met
een 25 gauge of met een kleinere, niet-borende HUBER
®
-
naald
alleen
in het reservoir te injecteren. Het reservoir kan
maximaal 25 maal worden aangeprikt met een 25-gauge of
met een kleinere, niet-borende HUBER-naald.
LET OP: Er zit een naaldbeschermer in de behuizing
van de klep voor voelbare feedback bij het inbrengen
van de naald, maar die voorkomt doorboringen niet
als er met kracht druk op de achterkant van de klep
wordt uitgeoefend.