www.polisport.com |
61
|
2.8 Nu kunt u de ritssluiting (I1) van de bagageruimte weer sluiten.
WAARSCHUWING
: Controleer de spanning van de banden (C2), voordat
u de fietskar in gebruik neemt. Pomp de banden (C2) altijd op tot de
bandenspanning die op de buitenkant van de band vermeld staat.
WAARSCHUWING
: Wielen die niet goed zijn vastgezet, kunnen tijdens het
rijden loskomen. Dit kan leiden tot ongelukken, ernstig letsel of de dood.
WAARSCHUWING
: Let erop dat de beide vergrendelingsmechanismen
(A4) in de bagageruimte (I) aan de achterzijde goed zijn vastgezet.
Wanneer u tegen het frame van de fietskar aanduwt, zou deze niet in
beweging moeten komen. Als de vergrendelingsmechanismen (A4) niet
goed zijn vastgezet, kan het frame (A) van de fietskar tijdens het fietsen in
elkaar zakken. Dit kan tot ernstig letsel voor de passagier(s) leiden.
3A. GEBRUIK VAN HET VOERTUIG ALS FIETSKAR
INSTALLATIE VAN HET AANSLUITSTUK VAN DE TREKSTANG (J) OP DE
TREKKENDE FIETS
De trekstang wordt altijd aan de linkerkant van de fiets bevestigd
(ten opzichte van de rijrichting) en bestaat uit twee onderdelen: een
verbindingsstuk van de trekstang (J1) dat op de trekstang (J) is bevestigd,
en een aansluitstuk (J2) van de trekstang, dat op de achterste wielas van
de trekkende fiets moet worden bevestigd.
WAARSCHUWING
: Voordat u het aansluitstuk (J2) van de trekstang
bevestigt, moet u eerst controleren of de trekkende fiets geschikt
is voor het trekken van een fietskar. Deze informatie kan worden
verkregen bij de fabrikant van de fiets, een rijwielhandel of staat in de
gebruikershandleiding van de fiets. Deze fietskar is geschikt voor fietsen
met snel-ontgrendelende achterwielen van 9 mm en massieve wielassen
tot 10 mm. Wanneer u de fietskar laat trekken door een fiets die niet door
de fabrikant is goedgekeurd om als trekkende fiets te worden gebruikt,
dan kan dit leiden tot het scheuren van het frame of tot andere materiële
schade en tot ongelukken met ernstig letsel of de dood als gevolg.
A1
. Om de trekstang (J) op uw fiets te installeren, ontgrendelt en
verwijdert u allereerst de borgpen (J3) van de trekstang. Vervolgens
schuift u de trekstang (J) naar de voorzijde van de fietskar en zet u hem
met de borgpen (J3) in deze stand vast.
A2
. Nu moet u het aansluitstuk (J2) van de trekstang op de achterwielas
van de trekkende fiets installeren. Hiervoor moet u eerst de borgpen (J4)
van het verbindingsstuk van de trekstang ontgrendelen en verwijderen.
Zet daarna het aansluitstuk (J2) van de trekstang aan de linkerkant
van de fiets op de achterwielas vast. Houd hierbij rekening met het
aanhaalmoment van de fiets.
A3
. Wanneer het aansluitstuk (J2) van de trekstang goed is geïnstalleerd,
kan het verbindingsstuk (J1) van de trekstang in het aansluitstuk (J2)
van de trekstang worden gestoken en met de borgpen (J4) van het
verbindingsstuk van de trekstang in deze stand worden vastgezet.
A4
. Verbind tot slot het veiligheidsbandje (J5) voor de trekstang om het
fietsframe (bijvoorbeeld op de staande achtervork).
WAARSCHUWING
: Laat de veiligheidssluitingen nooit losjes uit de
bandjes bungelen. Ze kunnen tijdens het voorbijgaan achter voorwerpen
blijven hangen en afgescheurd worden, waarbij ze onderdelen van het
voertuig zullen beschadigen.
A5
. CONTROLEER OF HET GEWICHT GOED IS VERDEELD EN DE TREKSTANG
NIET WORDT OVERBELAST
Om de fietskar veilig te kunnen hanteren, moet het gewicht op het
verbindingsstuk (J1) van de trekstang tussen de 0,1 kg en 4 kg zijn. De
belasting van de trekstang houdt verband met een gelijkmatige verdeling
van het gewicht in de fietskar.
Als het zwaartepunt te ver naar voren komt te liggen, zal het
verbindingsstuk van de trekstang overbelast worden. Als het zwaartepunt
te ver achter de wielen komt te liggen, zal het achterwiel van de
trekkende fiets grip verliezen, vooral bij het nemen van een bocht. Als het
zwaartepunt te ver naar rechts of links zit, zal de fietskar sterk de neiging
hebben om te gaan kantelen bij het nemen van een bocht. Controleer
het gewicht op het verbindingsstuk (J1) van de trekstang, voordat het
voertuig als fietskar wordt gebruikt.
Volg de volgende stappen om met behulp van een personenweegschaal
het gewicht op het verbindingsstuk van de trekstang te bepalen. Plaats
het achterwiel van uw fiets op een personenweegschaal en noteer het
gewicht. Bevestig vervolgens de trekstang aan uw fiets en zet in de
fietskar de kinderen en/of spullen die u wilt gaan vervoeren. Het gewicht
van de weegschaal zou nu tussen de 0,1 en 4 kg meer moeten zijn dan
het genoteerde gewicht. Als dit niet het geval is, herverdeel het gewicht
in de fietskar dan, zodat u een stabiele en veilige fietstocht kunt maken.
A6
. INSTALLATIE VAN DE VEILIGHEIDSVLAG (K)
Door de veiligheidsvlag (K) kunnen andere weggebruikers de fietskar
beter zien. Dit vergroot de veiligheid van uw kind en ook die van u.
Gebruik daarom enkel de fietskar als de veiligheidsvlag op zijn plek zit. De
veiligheidsvlag wordt in een canvaszakje (K3) gestoken aan de linker- of
rechterkant bij de achterste buis van het frame.
Voeg allereerst het bovenste en onderste deel (K1 + K2) van de
vlaggenstok samen door de twee delen van de vlaggenstok op het
verbindingsstuk (K3) aan te sluiten.
A7
. Schuif de vlaggenstok (K1 + K2) door het bandje (K4) aan de zijkant van
de regenhoes en vervolgens door het canvaszakje (K5) tot aan de bodem.
WAARSCHUWING
: Als u de fietskar gebruikt in landen waar men aan de
linkerkant van de weg rijdt, breng de veiligheidsvlag dan aan de rechterkant
van de fietskar aan. De vlag kan eenvoudig naar de andere kant van de
fietskar worden verplaatst. Trekt hem eruit en herhaal de stap bij
A7
.
HOE DE TREKSTANG (J) IN TE TREKKEN
Verwijder eerst het veiligheidsbandje (J5) voor de trekstang van
het fietsframe. Ontgrendel vervolgens de borgpen (J4) van het
verbindingsstuk van de trekstang en verwijder het aansluitstuk (J2) van
de trekstang van de achterwielas van de trekkende fiets. Ontgrendel en
verwijder vervolgens de borgpen (J3) en schuif de trekstang (J) terug
onder de fietskar en zet die weer vast met de borgpen (J3).
HOE DE VEILIGHEIDSVLAG (K) TE VERWIJDEREN
De vlag kan eenvoudig worden verwijderd door hem eruit te trekken.
3B. GEBRUIK VAN HET VOERTUIG ALS KINDERWAGEN
WAARSCHUWING
: Als u de fietskar als kinderwagen wilt gebruiken, moet
u eerst controleren of de trekstang (J) ingetrokken is en onder fietskar is
vastgezet. Als dit niet het geval is, loop dan de stappen na onder HOE DE
TREKSTANG (J) IN TE TREKKEN, in het vorige hoofdstuk.
WAARSCHUWING
: U kunt de fietskar alleen als kinderwagen gebruiken
als de trekstang (J) is ingetrokken en onder fietskar is vastgezet.
B1
. INSTALLATIE VAN DE KINDERWAGENWIELEN (L)
Open allereerst de regenhoes (G) en het insectennet (F) en til de voorzijde
van het voertuig omhoog of kantel het frame op zijn achterzijde.
B2
. Om het koppelstuk (L1) voor de kinderwagenwielen te installeren
moet u eerst de 2 bouten, sluitringen en moeren (L2) onder de voorzijde
losschroeven en verwijderen, zoals in de afbeelding weergegeven
(de bouten zitten binnen en de moeren buiten de fietskar). Voor deze
stap hebt u een steeksleutel van 10 mm voor de buitenzijde en een
inbussleutel nr. 4 voor de binnenzijde nodig (gereedschap is niet
meegeleverd). Plaats het koppelstuk (L1) voor de kinderwagenwielen op
dezelfde plek en gebruik vervolgens de verwijderde bouten en moeren
(L2) om het koppelstuk voor de kinderwagenwielen (L1) op het frame (A)
van de fietskar te bevestigen.. Zorg ervoor dat de bouten en moeren (L2)
goed zijn vastgedraaid met het hierboven genoemde gereedschap en het
aanbevolen aanhaalmoment van 5 Nm.
B3
. Steek de kinderwagenwielen van 6,5” (L5) zo diep mogelijk in het
koppelstuk (L1) voor de kinderwagenwielen. U zou hierbij een duidelijke
klik moeten horen.
WAARSCHUWING
: Wielen die niet goed zijn vastgezet, kunnen tijdens het
rijden loskomen. Dit kan leiden tot ongelukken, ernstig letsel of de dood.
B4
. Tijdens het wandelen met de kinderwagen kunt u ervoor kiezen om
de kinderwagenwielen van 6,5” (L5) naar voren toe te vergrendelen of ze
vrijelijk te laten zwenken. Als u ervoor kiest ze te vergrendelen, moet u het
wiel naar voren toe gericht houden en de knop (L4) voor het vergrendelen
van de kinderwagenwielen omhoogschuiven.
B5
. BEVESTIGEN VAN HET STUUR (M).
Het stuur (M) wordt gebruikt om de fietskar als een kinderwagen voort
te duwen.
Om het stuur (M) op de buis van het fietskarframe te plaatsen, moet u
eerst de fietskar opvouwen zodat de bouten gemakkelijker aan te brengen
zijn. Open de bagageruimte (I) en ontgrendel tegelijkertijd de knoppen
(A4) van het vouwsysteem. Dit doet u door de witte knoppen naar buiten
toe te schuiven en naar binnen toe te roteren. Vervolgens brengt u het
bovenste deel van het frame naar beneden toe.
B6
. Voordat u het stuur installeert, moet u controleren of het
veiligheidsbandje (M3) op het stuur bevestigd is. Als het stuur zonder het