DATASHEET
α
30
A) Modalidad ‘Stand-alone’
En esta modalidad es necesario configurar algunos parámetros mediante
el dip-switch correspondiente ‘MODE SEL.’ presente en la parte trasera
del amplificador.
NoTA: la palanca 1 del dip-switch tiene la función de ‘Intro’: es decir
que debe ser utilizada para confirmar las selecciones efectuadas con las
otras palancas.
-
Adquisición de la instalación
Una vez instalada de forma definitiva la línea de altavoces y tras conectar
el amplificador como se explica en el párrafo 3.5 ‘Conexión de altavoces’,
es necesario que el amplificador adquiera la impedancia corriente.
Dicha impedancia será tomada como referencia para las medidas futuras.
Si las medidas sobrepasan el ± 20% de la medida de referencia, el
amplificador señalará, mediante LED, la anomalía detectada.
Para adquirir la impedancia de referencia, proceder como sigue:
1. Encender el amplificador.
2. Maniobrar el dip-switch llevando en la posición ON la palanca 8 y
seguidamente la palanca 1 como indicado en la fig. 3.6.7.
A) Stand-alone’ werking
In dit geval dienen er enkele parameters ingesteld te worden met behulp
van de speciale, op de achterzijde van de versterker aangebrachte dip-
switch ‘MODE SEL.’.
oPMERKING:
het hefboompje 1 van de dip-switch heeft een ‘Start’
functie: het dient dus gebruikt te worden om de met de andere hefbomen
uitgevoerde keuzes te bevestigen.
- Instelling van de installatie
Zodra de luidsprekerslijn definitief geïnstalleerd en op de versterker
aangesloten is aan de hand van paragraaf 3.5 ‘Aansluiting luidsprekers’,
moet de versterker eerst de huidige impedantie verkrijgen.
Die impedantie geldt als referentie voor alle toekomstige metingen. Indien
de metingen hoger zijn dan ± 20% van het referentiegegeven, wordt de
opgespoorde storing via de led door de versterker gesignaleerd.Voor het
verkrijgen van de referentie-impedantie dient u als volgt te handelen:
1. Zet de versterker aan.
2. Werk nu op de dip-switch en zet het hefboompje 8 op ON en vervolgens
hefboompje 1 zoals aangegeven op afbeelding 3.6.7.
El LED verde ‘OK’ destellará dos veces y al cabo de unos segundos quedará
encendido fijo para indicar la correcta adquisición de la línea.
3. Poner de nuevo la palanca 1 y la palanca 8 en la posición OFF: el LED
verde se apagará.
De groene led ‘OK’ gaat tweemaal knipperen en na enige seconden blijft deze
branden, waarmee de juiste afstemming van de lijn wordt bevestigd.
3. Breng hefboom 1 en hefboom 8 op stand OFF: de groene led houdt.
op met branden.
Configuración del intervalo entre un test y el siguiente
Para configurar el intervalo de test deseado se deben utilizar las palancas
desde la 4 hasta la 8. La palanca 2 identifica el modo ‘test time’.
Configurar por ejemplo un intervalo de 5 segundos:
1. Poner la palanca 2 en la posición ON;
2. Poner en la posición ON la palanca 1 (Intro): el LED verde ‘OK’ se
enciende fijo.
3. Poner de nuevo en la OFF la palanca 1 y seguidamente la palanca 2;
el LED se apaga para indicar que la configuración ha sido adquirida
correctamente.
En la figura 3.6.8 se muestran los ejemplos de configuración de los
intervalos más comunes.
- Instelling van een interval tussen twee tests in
Om het gewenste testinterval in te stellen dienen de hefboompjes 4 t/m
8 gebruikt te worden. Hefboom 2 geeft de ‘test time’ mode aan.
Laten we bijvoorbeeld een interval van 5 seconden instellen:
1. Breng hefboom 2 op stand ON;
2. Breng hefboom 1 op stand ON (Start): de groene led ‘OK’ gaat blijvend
branden.
3. Breng hefboom 1 weer terug naar stand OFF en vervolgens ook
hefboom 2; de led houdt op met branden om aan te geven dat de
instelling correct is uitgevoerd.
In afbeelding 3.6.8 staan de voorbeelden van de instelling van de meest
voorkomende intervals.
0 = 5 sec. (intervalo mínimo / min. interval)
1 = 1 min
2 = 2 min
29 = 29 min
30 = 1 h (intervalo máximo / max. interval)
31 = NO TEST
Fig./Afb. 3.6.7
Fig./Afb. 3.6.8