NEDERLANDS
88
1.14
WERKING: MENU PARAMETERS VOOR DE INSTALLATEUR
U krijgt toegang tot dit menu door de toetsen “MODE” en “SET” en “–” 5 seconden ingedrukt te
houden
Vanuit de normale werkingsstatus de toetsen “MODE” en “SET” en “–” ingedrukt houden tot het opschrift
“rC” in het display verschijnt. In deze condities kunt u met behulp van de toetsen
+
en
–
de waarde van de
parameter respectievelijk verhogen of verlagen, terwijl u met de toets “MODE” door kunt gaan naar de
volgende parameter, op cyclische wijze. Druk op “SET”
om naar de normale werkingsstatus terug te
keren
.
1.14.1
rC: instelling van de nominale stroom van de elektropomp
Deze parameter moet worden ingesteld op een waarde gelijk aan de stroom die vermeld is op het
kenplaatje van de motor (in Ampère) in de configuratie waarin deze gebruikt wordt (230V voeding
voor A.D. M/T - 400V voeding voor A.D. T/T).
1.14.2
Fn: instelling van de nominale frequentie
Deze parameter definieert de nominale frequentie van de elektropomp, om de vooringestelde waarde te
wijzigen, dient u de toets “+” minstens 3 seconden ingedrukt te houden.
De frequentie moet worden ingesteld zoals aangegeven op het kenplaatje van de motor van de
elektropomp.
1.14.3
rt: instelling van de draairichting
Mogelijke waarden: 0 en 1
Indien de draairichting van de elektropomp niet correct is, is het mogelijk de draairichting om te keren door
de waarde van deze parameter te wijzigen, ook bij draaiende motor.
In het geval dat het niet mogelijk is de draairichting van de motor te observeren, gaat u als volgt te werk:
Open een gebruiker en observeer de frequentie (parameter Fr) en de stroom (parameter C1).
Zonder de afgenomen vloeistofhoeveelheid te veranderen, de parameter rt wijzigen en opnieuw de
frequentie Fr en de stroom C1 observeren.
De correcte waarde voor parameter rt is die waarvoor, bij gelijke afgenomen hoeveelheid, de
laagste frequentie Fr en stroom C1 vereist zijn.
1.14.4
od: instelling van de bedrijfsmodus van de ACTIVE DRIVER
Deze parameter kan de waarden 1 en 2 aannemen. Het apparaat is bij het verlaten van de fabriek ingesteld
op een modus die geschikt is voor de meeste installaties. Bij aanwezigheid van drukschommelingen die niet
gestabiliseerd kunnen worden via de parameters GI en GP, schakelt u om naar de modus 2.
1.14.5
rP: instelling van de drukval voor herstart
Drukt, in bar, de drukval uit die de herstart van de pomp veroorzaakt.
“rP” kan worden ingesteld van een minimum van 0.1 tot een maximum van1.5 bar.
“rP” is uitgerust met een beperkingsysteem dat afhankelijk is van de combinatie van de waarde SP,
zodat er in ieder geval een minimale herstartdrukwaarde is van 0.3 bar.
Opmerking:
indien de werking wordt bestuurd door een besturingseenheid, kan deze parameter
niet gewijzigd worden, hij wordt namelijk uitsluitend door het regelsysteem beheerd. Wanneer de
communicatie wegvalt, krijgt rP zijn betekenis terug en wordt de in het geheugen opgeslagen waarde
automatisch hersteld (zie voor meer informatie de handleiding van de besturingseenheid).
1.14.6
Ad: instelling adres voor onderlinge verbinding
Met het ACTIVE DRIVER systeem is het mogelijk uit meerdere ACTIVE DRIVER apparaten bestaande
drukgroepen te realiseren, met of zonder supervisie door de besturingseenheid.
De waarden die het adres Ad kan aannemen zijn: "- -", 1, 2 en 3, die de volgende betekenissen hebben
“- -“ de communicatie is gedeactiveerd.
“1“ de ACTIVE DRIVER wordt als secundair benoemd.
“2“ de ACTIVE DRIVER wordt als primair benoemd.
“3“ er is communicatie met de besturingseenheid. (met uitzondering van A.D. M/T 1.0)
1.14.7
Eb: activering booster
Wanneer twee ACTIVE DRIVER apparaten onderling verbonden zijn is het, in het geval een enkele
ACTIVE DRIVER niet in staat is voldoende opbrengst aan de gebruiker te leveren, mogelijk twee
elektropompen tegelijkertijd te activeren.
Eb = 1 : De bedrijfsmodus leader-booster is gedeactiveerd, waardoor er slechts één elektropomp tegelijk
actief zal zijn. Ook indien gedurende de werking de leader elektropomp niet in staat is voldoende
opbrengst aan de gebruiker te leveren, zal de booster elektropomp niet worden ingeschakeld.
Summary of Contents for ACTIVE DRIVER M/T 1.0
Page 275: ...270...