127
Nederlands (Vertaling van de originele instructies)
(E) HAAK – “hapert” en wordt snel bot, verhoogt het risico
op TERUGSLAG. Is het gevolg van een vijl met een te
kleine diameter of een vijl die te laag wordt gehouden.
(F) NEGATIEVE HOEK – hiervoor is een te hoge
aanduwdruk vereist, zorgt voor buitensporige slijtage
aan het zaagblad en de ketting. Is het gevolg van een vijl
met een te grote diameter of een vijl die te hoog wordt
gehouden.
SPELING DIEPTESTELLERNOK BEHOUDEN
Zie afbeelding 51. Zie afbeelding 59 - 60.
■ Zorg dat de tanddiepte (A) een speling behoudt van
ca.0,6 mm (0,025”). Gebruik een tanddieptemeter voor
de controle van de tanddieptespeling.
■ Elke keer wanneer u de ketting vijlt, dient u de speling
van de dieptestellernok te controleren.
■ Gebruik een platte vijl (B) (niet meegeleverd) en
een dieptestellermal (C) (niet meegeleverd) om
alle tanddiepten uniform te verlagen. Gebruik een
dieptestellermal van 0,6 mm (0,025”). Na het verlagen
van alle tanddieptes, herstelt u de oorspronkelijke
vorm door de voorzijde (D) af te ronden. Zorg ervoor
dat de naastliggende aandrijfschakels niet beschadigd
worden door de rand van de vijl.
■ Tanddieptes moeten met een platte vijl in dezelfde
richting worden aangepast waarin de naastliggende
snijschakel is gevijld met een ronde vijl. Wees
voorzichtig om te voorkomen dat de platte vijl in
contact komt met de snijkant tijdens het aanpassen
van de dieptestellernokken.
HET ZAAGBLAD ONDERHOUDEN
Zie afbeelding 61.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de ketting stil staat voordat u eventuele
werkzaamheden aan de zaag uitvoert.
Elke week voor gebruik keert u het zaagblad om om
de slijtage gelijkmatig te verdelen voor een maximale
levensduur van het zaagblad. Het zaagblad moet elke
gebruiksdag worden schoongemaakt en gecontroleerd op
slijtage en schade.
Afgeschuinde randen en bramen bij de zaagbladsleuf zijn
normale verschijnselen bij zaagbladslijtage. Dergelijke
gebreken moeten worden gladgevijld met een vijl zodra
ze optreden.
Een zaagblad met de volgende defecten moet worden
vervangen:
■ Slijtage in de zaagbladsleuf waardoor de ketting over
de randen kan schuiven;
■ Een krom zaagblad;
■ Gebarsten of kapotte rails;
■ Uiteengebogen rails.
Daarnaast dient u zaagbladen (met een kettingwiel aan
de neus) wekelijks te smeren. Gebruik een smeerspuit en
spuit wekelijks smeervet in het smeergat.
Draai het zaagblad om en controleer of de smeergaten (A)
en de zaagbladsleuf vrij zijn van verontreinigingen.
HET LUCHTFILTER REINIGEN
Zie afbeelding 62 - 66.
OPMERKING:
Maak altijd eerst het luchtfilter schoon
voordat u mengaanpassingen in de carburateur uitvoert.
1.
Voor toegang tot het luchtfilter en het
carburateurgedeelte dient u de drie schroeven (A) los
te draaien waarmee de cilinderdeksel (B) is bevestigd.
2. Schakel de kettingrem in.
3.
Til de voorzijde van de cilinderdeksel over de hendel
van de kettingrem.
4.
Til de achterzijde van de cilinderdeksel over de hendel.
5.
Voordat u het luchtfilter van de carburateur verwijdert,
dient u zoveel mogelijk los vuil en zaagsel rond de
carburateur en kamer weg te blazen of te borstelen
als mogelijk is.
OPMERKING:
Zorg ervoor dat de chokestang volledig
uitgetrokken is om te voorkomen dat de carburateur
wordt vervuild.
6. Draai de schroeven (C) los waarmee het luchtfilter (D)
is bevestigd.
7. Plaats een platte schroevendraaier tussen de lippen
en draai deze zoals in de afbeelding getoond.
8.
Verwijder het luchtfilter uit het luchtfilterhuis.
Kies één van de volgende reinigingsopties:
● Om het filter eenvoudig te reinigen, klopt u het filter
op een glad, vlak oppervlak om zoveel mogelijk
zaagsel en stofdeeltjes te verwijderen.
● Voor een meer zorgvuldige reiniging maakt het
filter schoon in een warm sopje, spoelt u het
vervolgens uit en laat u het volledig drogen.
OPMERKING:
Een alternatieve methode is het
schoonmaken van het filter met perslucht (altijd
oogbescherming dragen om oogletsel te voorkomen).
9. Plaats het luchtfilter terug, waarbij u ervoor dient
te zorgen dat de lippen in het luchtfilter zich in de
uitsparingen van het luchtfilterhuis bevinden voordat
u de bevestigingsschroeven van het filter vastdraait.
Maak het voorfilter (D) schoon na elke 25
tankvullingen of eerder, indien noodzakelijk.
Verwijder de cilinderdeksel (3), starteenheid (E) en
ventilatorhuisschot (F) om toegang te verkrijgen tot het
voorfilter in de motorbehuizing.