113
O O R S P R O N K E L I J K E I N S T R U C T I E S
NL
Aansluiting op de stroomvoorziening
Het apparaat heeft slechts een korte kabel afgesloten met een stekker. Gebruik een elektrisch verlengsnoer voor de voeding.
Gebruik, gezien de aard van de werking van de machine, altijd kabels die geschikt zijn voor gebruik buitenshuis. De stroomkabel
moet een enkele aansluiting hebben die overeenkomt met de stekker van de machine. Het is verboden om de stekker of het
stopcontact op enigerlei wijze te wijzigen om deze in elkaar te laten passen. De elektrische parameters van de voedingskabel
moeten overeenkomen met de elektrische parameters van de apparatuur zoals vermeld op het typeplaatje. Houd er rekening mee
dat de doorsnede van de voedingskabel afhankelijk is van de lengte van de kabel. Neem de volgende richtlijnen in acht voor de
doorsnede van de netsnoerdraden:
- 1,5 mm2 – kabellengte niet meer dan 40 m.
- 2,5 mm2 – kabellengte niet groter dan 60 m,
Let op de voedingskabel bij de voorbereiding op het werk en tijdens het gebruik. Bescherm de voedingskabel tegen water, vocht,
oliën, warmtebronnen en scherpe voorwerpen. Plaats de kabel zodanig dat deze niet wordt doorgesneden. Het doorsnijden van
de kabel kan leiden tot een elektrische schok, wat kan leiden tot ernstig letsel of de dood. Zorg ervoor dat u niet verstrikt raakt in
de kabel. Dit kan leiden tot een val en ernstige verwondingen.
Overbelast de voedingskabel niet, maak de kabel niet te strak. Trek niet aan de kabel tijdens het verplaatsen van het apparaat.
Haal altijd de stekker uit het stopcontact door aan de behuizing van het stopcontact te trekken, trek nooit aan de kabel.
De machine heeft een speciale haak waaraan het verlengsnoer (XIII) gehaakt moet worden. Deze verbinding voorkomt dat het
netsnoer uitgetrokken wordt in geval van een plotselinge ruk.
De zaag starten
Verwijder de hoes van de kettinggeleider en de ketting.
Zorg ervoor dat de terugstootrem in de achterste stand staat.
Pak de hoofdhandgreep vast met de rechterhand en de extra handgreep met de linkerhand.
Zorg ervoor dat de stang en de ketting niet in contact komen met een voorwerp of oppervlak.
Druk met uw duim op de schakelaarvergrendelknop op de handgreep en houd deze in deze positie (XIV).
Druk op de schakelaar en houd hem in deze positie ingedrukt (XV). Wanneer de zaag opstart, kan de vergrendelknop worden
losgelaten.
Voordat u het zagen start, wacht u tot de motor op volle toeren draait en zorgt u ervoor dat de ketting soepel loopt op het Als u
verdachte geluiden of trillingen hoort, schakelt u de zaag onmiddellijk uit
De kettingzaak wordt uitgeschakeld door de schakelaar los te laten.
Trek de stekker uit het stopcontact en onderhoud de zaag wanneer de ketting stopt.
Werken met de kettingzaag
Als u van plan bent om voor het eerst met een kettingzaag te werken, moet u advies inwinnen voordat u aan het werk gaat En het
eerste werk met de zaag zou moeten bestaan in het zagen van de voorbereide stammen die in de geit worden gelegd.
Tijdens het werk moeten elementaire veiligheidsregels in acht worden genomen. Er moet ook rekening worden gehouden met
de mogelijkheid van terugslag van de zaag naar de bediener. De zaag kan naar de gebruiker terug stuiteren als de zaagketting
weerstand ondervindt.
Om dit risico te minimaliseren is het noodzakelijk:
Aandacht te besteden aan de ligging van de top van de kettinggeleider tijdens het zagen. Zaag niet met het bovenste kwart van
de bovenkant van de kettinggeleider (XVIII).
Zaag alleen met de ketting die over het onderste deel van de kettinggeleider schuift. De onderste bumperpen moet worden ge-
bruikt als de draaiingsas van de zaag bij het zagen.
Plaats op het te verzagen hout, alleen een zaag die al loopt. Start de kettingzaag niet op nadat u deze tegen
De kettingzaag niet op schouderhoogte of hoger tillen (XX) tijdens het werk.
Ga niet in het snijvlak staan. Dit zal het risico op letsel in geval van terugslag verminderen (XXI)
Houd de zaag altijd met beide handen vast tijdens het werken.
Zorg ervoor dat de ketting altijd geslepen en goed gespannen is.
TIPS VOOR HET WERKEN MET EEN KETTINGZAAG
Bij het zagen moet u een comfortabele houding aannemen en zorgen voor volledige bewegingsvrijheid.
Snijd bij het zagen van takken en twijgen niet aan de stam zelf, maar ongeveer 15 cm van de stam. twee inkepingen op een
diepte gelijk aan 1/3 van de takdiameter op een afstand van ongeveer 8 cm van elkaar. Een inkeping van onderaf, een tweede
van bovenaf. Zaag vervolgens de tak vlak naast de stam tot een diepte van 1/3 van de takdiameter. Werk de snede af door de tak
van bovenaf af te snijden. Snij de tak niet van de bodem af (XXII).
Bij het kappen van de boom moet de kaplocatie vooraf worden voorbereid zoals hierboven beschreven. een veilige grond te
bereiden voor bij het kappen van de boom. Als een boom valt, sta dan op een veilige afstand van de zijkant tot het valvlak van
de boom. Bij de keuze van het valpad voor de boom moet u rekening houden met factoren als het terrein, het zwaartepunt van
de boom, de verdeling van de boomkroon en de windrichting. Om de boom goed voor te bereiden op het vellen, maakt u een
insnijding in de stam tot een diepte van 1/3 van de stamdiameter aan de kant waar de boom moet vallen, en maakt u vervolgens
nog een insnijding onder een hoek van 45 graden ten opzichte van de eerste. Zodanig dat een “wig” uit de stam wordt gesneden.
Summary of Contents for YT-84877
Page 32: ...32 RU residual current device RCD...
Page 33: ...33 RU...
Page 34: ...34 RU...
Page 35: ...35 RU II III IV 3 4 10 V VI VII VIII IX OIL min X 180 90 XI 60 20 0 XII...
Page 36: ...36 RU 180O 90O XVI 2 5 XVII 15 10 1 5 2 40 2 5 2 60 XIII XIV XV...
Page 37: ...37 RU XVIII XIX XX XXI 15 1 3 8 1 3 XXII 1 3 45 4 1 10 XXIII 1 3 1 3 XXIII...
Page 38: ...38 RU...
Page 40: ...40 UA residual current device RCD...
Page 41: ...41 UA...
Page 42: ...42 UA...
Page 43: ...43 UA III IV 3 4 10 V VI VII VIII IX OIL min X 180 90 XI 60 20 0 XII 180 90 XVI 2 5 XVII...
Page 44: ...44 UA 15 10 1 5 2 40 2 5 2 60 XIII XIV XV V II XIX X X...
Page 45: ...45 UA 15 1 3 8 1 3 XXII 1 3 45 4 1 10 XXIII 1 3 1 3 XXIII...
Page 116: ...116 GR RCD RCD...
Page 117: ...117 GR...
Page 118: ...118 GR...
Page 119: ...119 GR II III IV 3 4 mm 10 V VI VII VIII IX OILmin X 180 90 XI 60 20 0...
Page 120: ...120 GR XII 180 90 XVI 2 5 XVII 15 10 1 5 mm2 40 m 2 5 mm2 60 m XIII XIV XV...
Page 121: ...121 GR XVIII XIX XX XXI 15 cm 1 3 8 cm 1 3 XXII 1 3 45 4 cm 1 10 XXIII 1 3 1 3 XXIII...
Page 122: ...122 GR...
Page 124: ...124 BG RCD RCD...
Page 125: ...125 BG...
Page 126: ...126 BG...
Page 127: ...127 BG II III IV 3 4 mm 10 V VI VII VIII IX OIL min X 180 90 XI 60 20 0 XII 180O 90O XVI...
Page 128: ...128 BG 2 5 XVII 15 10 1 5 mm2 40 m 2 5 mm2 60 m XIII XIV XV XVIII XIX...
Page 129: ...129 BG XX XXI 15 cm 1 3 8 cm 1 3 XXII 1 3 45 4 cm 1 10 XXIII 1 3 1 3 XXIII...
Page 130: ...130 BG...