112
O O R S P R O N K E L I J K E I N S T R U C T I E S
NL
Controleer de technische toestand van uw kettingzaag voordat u deze op de stroom aansluit. Als er schade wordt geconstateerd,
is het verboden om deze aan te sluiten op de stroomvoorziening voordat de schade wordt verwijderd.
Installatie van de kettingzaag
De zaag is in twee uitvoeringen te monteren met een verlengstuk van de handgreep en met een gewone handgreep.
Open de vergrendeling op de zaagbehuizing en plaats de handgreep (V) zodanig dat de randen van de handgreep en de behui-
zing over de hele omtrek op elkaar aansluiten. Zet vervolgens de verbinding vast door de vergrendeling (VI) te sluiten.
Als de handgreepverlenging is geïnstalleerd, moet deze tussen de handgreep en de behuizing worden geïnstalleerd. Open de
vergrendelingen op de zaagbehuizing en op het verlengstuk. Steek het verlengstuk in de behuizing en zet deze vast met de ver-
grendeling (VII), en steek de handgreep in de verlenging en zet deze ook vast met de vergrendeling (VIII).
Kettingsmering (IX)
De zaag heeft een kettingsmeeroliereservoir. Schroef het tankdeksel los en giet de olie in de tank. Het oliepeil moet tussen de
minimum peilmarkering met het opschrift “OIL min” en de bovenrand van het inspectievenster van de olietank staan. Het oliepeil
moet tijdens het gebruik regelmatig worden gecontroleerd. Gebruik alleen olie voor de smering van de ketting en de mechanismen
van uw zaag. Gebruikte motorolie mag niet worden gebruikt voor smering. Ze vervult haar functie niet, wat kan leiden tot schade
aan het zaagmechanisme.
Instellen van de hoek van de snijkop
Als een handgreepverlenging wordt gebruikt, kan de zaag schuin staan ten opzichte van het handvat. De hoekverstelling is
bedoeld om het afsnijden van takken met het verlengstuk gemakkelijker en veiliger te maken. Hoekverstelling kan zowel rond de
verlengingsas als dwars op de verlengingsas gebeuren.
Om de hoek rond de verlengas in te stellen, beweegt u in de richting van de pijl en houdt u de vergrendelingspal (X) in deze stand,
dan draait u de zaag. Het is mogelijk om 180 graden met de klok mee en 90 graden tegen de klok in te draaien. Na het loslaten
van de vergrendeling moet deze terugkeren naar de oorspronkelijke positie, alleen dan wordt de zaag vergrendeld onder de
ingestelde hoek. De zaag kan slechts in enkele standen worden vergrendeld.
Om de hoek over de verlengas aan te passen, houdt u de vergrendeling in het scharnier (XI) ingedrukt en draait u de zaag. Het is
mogelijk om tot 60 graden naar boven en naar beneden te draaien tot 20 graden ten opzichte van de neutrale positie (0 graden).
Zodra de hoek is ingesteld, moet de vergrendelknop automatisch terugkeren naar de rustpositie. Het is mogelijk om de kop slechts
in een paar hoeken op de scharnierbehuizing te vergrendelen.
Controleer voor aanvang van de werkzaamheden of de zaag onder de ingestelde hoek is vergrendeld en de instelling niet auto-
matisch wijzigt tijdens de werkzaamheden.
Instellen van de uitschui
fl
engte
Het verlengstuk is in lengte verstelbaar. Draai de borgring in de richting van de pijl die is gemarkeerd met het open hangslotsym-
bool (XII) en pas vervolgens de lengte aan door het verlengstuk telescopisch uit- of in te schuiven. Draai na het aanpassen van de
geselecteerde lengte de borgring stevig vast in de richting die wordt aangegeven door de pijl die is gemarkeerd met een gesloten
hangslotsymbool. Zorg ervoor dat de borgring stevig vastzit, zodat de verlenging niet automatisch verandert tijdens het gebruik.
De voorbereiding van de werkplek
Voordat men begint te zagen met de kettingzaag, moet de werkplek goed voorbereid zijn om het risico van Zorg ervoor dat alleen
bevoegde personen op de werkplek aanwezig zijn.
Bij het kappen van bomen moeten gevarenzones en vluchtwegen worden aangewezen. Een zone met een straal van 180
O
rond
het geplande valvlak van de boom en een zone met een straal van 90
O
in de tegenovergestelde richting van het geplande valvlak
van de boom worden behandeld als gevarenzones. De overige zones vormen vluchtroutes (XVI). Men moet ook niet vergeten dat
een vallende boom ook over andere bomen kan omvallen. Daarom mag de volgende werkplek niet dichterbij zijn dan 2,5 keer de
hoogte van te vellen boom (XVII).
U moet een goed uitzicht hebben vanaf de werkplek, dus u moet bijzonder voorzichtig zijn bij het kappen van bomen in bijvoor-
beeld de bergen.
Begin niet te werken bij neerslag of in geval van een hoge luchtvochtigheid, bijvoorbeeld bij mist.
Draag beschermende kleding en persoonlijke beschermingsmiddelen.
Voordat met het kappen wordt begonnen, moet het hout onder veilige omstandigheden worden gekapt, bijvoorbeeld gebruik te
maken
Vermijd het doorzagen van draden, jonge bomen en houten balken.
Ga niet op het gezaagde hout staan.
In het geval van het zagen van boomtakken moet de werkplek zo worden gepland dat vallende takken geen bedreiging vormen
voor de operator en de omstanders. Een zone van ten minste 15 meter van de werkplek moet zodanig worden aangewezen en
gemarkeerd dat het gevaar duidelijk wordt aangegeven.
Zorg ervoor dat er geen elektrische of andere draden in de takken zitten. Er moet een afstand van minstens 10 meter zijn tussen
de doorzaagplaats van de takken en de elektrische kabels.
Summary of Contents for YT-84877
Page 32: ...32 RU residual current device RCD...
Page 33: ...33 RU...
Page 34: ...34 RU...
Page 35: ...35 RU II III IV 3 4 10 V VI VII VIII IX OIL min X 180 90 XI 60 20 0 XII...
Page 36: ...36 RU 180O 90O XVI 2 5 XVII 15 10 1 5 2 40 2 5 2 60 XIII XIV XV...
Page 37: ...37 RU XVIII XIX XX XXI 15 1 3 8 1 3 XXII 1 3 45 4 1 10 XXIII 1 3 1 3 XXIII...
Page 38: ...38 RU...
Page 40: ...40 UA residual current device RCD...
Page 41: ...41 UA...
Page 42: ...42 UA...
Page 43: ...43 UA III IV 3 4 10 V VI VII VIII IX OIL min X 180 90 XI 60 20 0 XII 180 90 XVI 2 5 XVII...
Page 44: ...44 UA 15 10 1 5 2 40 2 5 2 60 XIII XIV XV V II XIX X X...
Page 45: ...45 UA 15 1 3 8 1 3 XXII 1 3 45 4 1 10 XXIII 1 3 1 3 XXIII...
Page 116: ...116 GR RCD RCD...
Page 117: ...117 GR...
Page 118: ...118 GR...
Page 119: ...119 GR II III IV 3 4 mm 10 V VI VII VIII IX OILmin X 180 90 XI 60 20 0...
Page 120: ...120 GR XII 180 90 XVI 2 5 XVII 15 10 1 5 mm2 40 m 2 5 mm2 60 m XIII XIV XV...
Page 121: ...121 GR XVIII XIX XX XXI 15 cm 1 3 8 cm 1 3 XXII 1 3 45 4 cm 1 10 XXIII 1 3 1 3 XXIII...
Page 122: ...122 GR...
Page 124: ...124 BG RCD RCD...
Page 125: ...125 BG...
Page 126: ...126 BG...
Page 127: ...127 BG II III IV 3 4 mm 10 V VI VII VIII IX OIL min X 180 90 XI 60 20 0 XII 180O 90O XVI...
Page 128: ...128 BG 2 5 XVII 15 10 1 5 mm2 40 m 2 5 mm2 60 m XIII XIV XV XVIII XIX...
Page 129: ...129 BG XX XXI 15 cm 1 3 8 cm 1 3 XXII 1 3 45 4 cm 1 10 XXIII 1 3 1 3 XXIII...
Page 130: ...130 BG...