251653.41.03 " D S 0 9 "
Page 4 de 4
Pagina 4 van 4
logement (C10), en respectant leur polarité.
ATTENTION:
Le détecteur de fumées ne pourra être fixé sur sa base qu'après y
avoir installé les piles. Afin de prévenir tout dysfonctionnement (dû
à des différences fréquentes de pression ou à l'arrivée d'air), le
couvercle du module doit être installé.
5. Introduisez le détecteur de fumées dans la base et vissez les
deux éléments en les tournant dans le sens des aiguilles d'une
montre. Les triangles rouges vous serviront de repères (B4/E4).
6. Effectuez le test de fonctionnement (voir instructions ci-dessous).
poolaanduiding in de batterijhouders (C10).
LET OP:
De rookmelder kan pas op de sokkel worden vastgeklikt nadat de
batterijen zijn geplaatst. Om storingen (a.g.v. fluctuaties in de
luchtdruk bijv. Luchtstroom) te voorkomen, dient de
moduleafdekking geplaatst te zijn.
5. Bevestig de rookmelder op de sokkel en klik deze vast
middels een draaibeweging met de klok mee. De rode
driehoeken (B4/E4) dienen ter oriëntatie.
6. Voer een functietest uit (zie hieronder).
Test de fonctionnement :
Dès que l'installation est terminée, de même que chaque mois,
testez le fonctionnement de chaque appareil. Pour ce faire,
appuyez sur la touche Alarme/Quitter (A2).
•
Si l'avertisseur sonore retentit une fois et que la diode
électroluminescente clignote 10 fois, cela signifie que le
détecteur de fumées fonctionne correctement.
•
Si le test de fonctionnement est négatif, seule la diode
électroluminescente clignote en permanence. Dans ce cas, il
est nécessaire de remplacer le détecteur de fumées.
•
Si l'avertisseur sonore retentit ou si la diode électrolumines-
cente clignote, il convient de contrôler la polarité des piles.
Si le problème persiste, il sera également nécessaire de
remplacer le détecteur de fumées.
Functietest:
Na de montage alsmede 1 x per maand dient de functionaliteit
van de rookmelder te worden gecontroleerd. Daarvoor dient de
toets Alarm /Annuleren (A2) te worden ingedrukt.
•
Wanneer de hoorn 1 x klinkt en de LED 10 x knippert,
functioneert de rookmelder correct.
•
Valt de functietest echter negatief uit, dan blijft de LED
voortdurend knipperen. De rookmelder dient dan te worden
vervangen.
•
Wanneer de hoorn niet klinkt en de LED niet knippert, dient
de polariteit van de batterijen te worden gecontroleerd.
Wanneer dit niet leidt tot het gewenste resultaat, dient de
rookmelder eveneens te worden vervangen.
Mise en réseau des détecteurs de fumées
Il est possible de connecter entre eux jusqu'à 40 appareils. Si un seul
appareil détecte de la fumée, l'alarme est déclenchée à partir de tous
les appareils installés en réseau (Image F). Seule la diode
électroluminescente du détecteur qui a déclenché l'alarme clignote. Ce
qui vous permet d'identifier facilement l'appareil responsable du
déclenchement de l'alarme. La connexion des détecteurs s'effectue au
moyen d'un câble bifilaire torsadé (de type J-Y(ST)Y 2x2x0,6mm, par
exemple). La longueur totale du câble de connexion des détecteurs de
fumées ne doit en aucun cas dépasser 400 m. Si vous n'avez pas
respecté la polarité des piles, un dispositif de protection empêchera tout
endommagement de l'appareil et une alarme sera déclenchée.
Koppelen van rookmelders
Er kunnen maximaal 40 rookmelders worden gekoppeld.
Wanneer een van de melders rook detecteert, klinkt het alarm
tegelijkertijd uit alle gekoppelde apparaten (afbeelding F). De
LED knippert echter alleen op de melder die het alarm heeft
geactiveerd. Daardoor kan deze rookmelder eenvoudig worden
gelokaliseerd. De koppeling van de melders vindt plaats via een
gevlochten, tweeaderige bedrading (bijv. J-Y(ST)Y 2 x 2 x 0,6 mm).
De totale lengte van de bedrading van de gekoppelde melders
mag niet meer zijn dan 400 m. Bij een onjuiste polariteit
verhindert een polariteitsbeveiliging dat de melder wordt
beschadigd; er wordt alarm gegeven.
ATTENTION :
•
Veillez à ce qu'il n'y ait aucun matériau conducteur entre l'iso-
lation de la partie supérieure et la partie inférieure de l'appareil.
•
Réalisez la connexion uniquement entre appareils du même
type, sous peine de provoquer des pannes de fonctionnement.
•
Un test de mise en réseau est utile après installation. Pour
ce faire, on peut provoquer une alerte de fumées (p.ex. à
l'aide de une cigarette, un aérosol ou d'allumettes spécia-
les). L'arrêt de l'alerte a lieu ou bien automatiquement dès
lors que la fumée s'est entièrement volatilisée de la chambre
de test, ou bien lors de l'actionnement de la touche d'alerte /
d'acquittement jusqu'au point de pression.
•
Le câblage de l’installation ne doit en aucun est installé à
proximité immédiate et parallèlement aux réseaux secteur,
communication par satellites ou tous autres types de lignes.
LET OP:
•
Er dient te worden gezorgd dat er geen bedrading tussen de
afdichting van het boven- en onderdeel van het apparaat komt.
•
De koppeling mag alleen worden uitgevoerd met apparatuur
van hetzelfde type, omdat er anders storingen kunnen
optreden.
•
Na een juiste installatie is een koppelingtest zinvol. Hiervoor
kan het rookalarm (bijv. met sigaretten, spuitbus of speciale
lucifers) worden geactiveerd. Het resetten van het alarm volgt
of automatisch als de rook in de meetkamer volledig is
verdwenen of als de toets Alarm/Annuleren tot het drukpunt
werd ingedrukt.
•
Die Leitungsführung der Vernetzung darf nicht eng, parallel zu
den Netz-/SAT- oder anderen Leitungen erfolgen.
Mise en réseau Image F
F1 Détecteur de fumées à piles
F2
Borne de mise en réseau
F3 Con
F4 Connexion –
F5 Détecteurs de fumées à piles supplémentaires
F6 Couvercle
du
module
Koppeling afbeelding F
F1
rookmelder op batterijen
F2 koppelklem
F3 + aansluiting
F4 – aansluiting
F5 verdere koppeling van rookmelders op batterijen
F6 moduleafdekking
Lors de la mise en réseau des détecteurs de fumées, procédez
de préférence comme suit :
1. Détachez la borne de connexion en réseau (F2) du détecteur
de fumées.
2. Dénudez les fils conducteurs sur 6 mm environ.
3. Introduisez les fils dans les bornes élastiques de la borne de
connexion en réseau (F2).
4. Insérez à nouveau la borne de connexion en réseau dans le
détecteur de fumées.
5. Effectuez un test de fonctionnement (effet au niveau local uniquement).
Procedure voor het koppelen van rookmelders:
1. Neem de koppelklem (F2) van de rookmelder.
2. Strip de aansluitkabels af (ca. 6 mm)
3. Steek de bedrading in de veerklemmen van de koppel
klem (F2).
4. Plaats de koppelklem weer op de rookmelder.
5. Voer een functietest uit (werkt alleen lokaal).
Module de relais et de transmission radiol
Il est possible d'équiper le détecteur de fumées d'un module de
relais ou de transmission radio enfichable.
Module de relais :
Relais avec contact alternatif à potentiel zéro pour l'activation de
dispositifs d'alarme ou de signalisation externes, tels que aver-
tisseurs sonores, sirènes ou appareils téléphoniques automatiques.
Module de transmission radio :transmission de l'alarme par radio
IMPORTANT :
Pour connaître le fonctionnement précis de l'appareil en cas
d'utilisation du système de relais ou de transmission, consultez
la notice d'utilisation et d'installation correspondante.
Relais- en radiomodule
De rookmelder kan worden uitgerust met een insteekbare relais-
of radiomodule.
Relaismodule:
relais met potentiaalvrij wisselcontact voor het aansturen van
externe alarm- en signaalapparatuur zoals hoorns, sirenes of
telefoonnummerselectieapparatuur.
Radiomodule: doorgeven van alarm via radiosignalen
OPMERKING:
Raadpleeg voor de juiste functionaliteit van de relais- of
radiomodule de betreffende bedienings- en installatiehandleiding.
Causes possibles de déclenchement d'un incendie
Mogelijke oorzaken van brand
Pour empêcher tout déclenchement d'incendie:
•
Remplacez impérativement tout câble électrique
endommagé, ne faites pas un usage abusif de vos appareils
électroménagers et évitez de les surchauffer.
•
Ne placez aucun matériau facilement inflammable à proximité
d'appareils électroménagers pouvant atteindre des températures
élevées, tels que fers à repasser, appareils à toast, friteuses
•
Ne laissez pas de bougies, de feux ouverts ni de diffuseurs
de type 'Tea light' allumés sans surveillance
•
Evitez de fumer sur le divan ou au lit
•
Prévenez les courts-circuits en ne laissant pas vos appareils
de radio, téléviseurs et ordinateurs en veilleuse
•
Ne surchargez pas et ne surchauffez pas les prises de
courant par l'utilisation de prises multiples
•
Ne laissez pas la graisse s'accumuler sur les calottes des
ouvertures destinées à l'évacuation des fumées
•
Ne laissez pas les enfants jouer avec le feu
Om branden te voorkomen dienen volgende situaties te worden vermeden:
•
defecte elektrische bedrading, onjuist gebruik of oververhitting
van elektrische apparatuur
•
licht ontvlambare materialen naast zeer warm wordende
elektrische apparatuur zoals strijkijzers, toasters en
friteuses
•
onbewaakt open vuur zoals kaarsen, haarden en theelichtjes
•
roken in bed of op de bank
•
kortsluiting tijdens de standby-stand van radio, televisie en
computer(s)
•
overbelasting en oververhitting van contactdozen door
verdeelstekkers
•
vervuilde afzuigkappen met vetafzettingen
•
met vuur spelende kinderen
Généralités
Algemene opmerkingen
•
Tout appareil défectueux doit être renvoyé au bureau
compétent de la société Siemens AG.
•
Pour tout renseignement complémentaire sur le produit,
veuillez vous adresser à notre service d'assistance technique :
•
La Notice d’instructions doit être mise à disposition du client
℡
+49 (0) 180 50 50-222
+49 (0) 180 50 50-223
www.siemens.com/automation/service&support
•
Een defect apparaat dient te worden opgestuurd naar de
betreffende divisie van Siemens AG.
•
Bij overige vragen over het product kunt u contact opnemen
met onze afdeling Technical Support:
•
De bedieningsinstructie dient de klant te worden overhandigd.
℡
+49 (0) 180 50 50-222
+49 (0) 180 50 50-223
www.siemens.com/automation/service&support
E
Do not paint
E4
E2
E3
E1
E5
E6
E7
E9
E8
F
+
-
- +
- +
- +
F1
F2
F4
F3
F6
F5