Ottobock | 43
33955, 339551
6
Positioneer de koker zo dat het proximale middelpunt van de koker samenvalt met de op-
bouwlijn. Stel de kokerflexie in op 3 – 5°. Houd hierbij rekening met de individuele situatie (bijv.
heupcontracturen) en met de afstand van de tuber tot de grond!
Let op!
Wanneer er geen rekening wordt gehouden met de stompflexie, komt het scharnier
te ver naar voren te zitten. Als gevolg hiervan kunnen er storingen in de werking van
het scharnier optreden en zal het scharnier sneller slijten. Gebruik eventueel de ad-
apterplaat 4R118 om de opbouw achteraf te corrigeren.
7
Verbind de koker en het modulaire kniescharnier met behulp van een daarvoor geschikte
adapter (bijv. kokeradapter 4R111, 4R41, 4R55 of 4R51).
4.1.2 Optimalisatie van de statische opbouw met de L.A.S.A.R. Posture 743L100 (afb. 7)
Met behulp van de L.A.S.A.R. Posture kan de statische opbouw worden geoptimaliseerd. Om
voldoende stabiliteit te verkrijgen en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de zwaaifase gemakkelijk
wordt ingeleid, gaat u bij de opbouw als volgt te werk:
1
Om de belastingslijn te kunnen meten, vraagt u de bovenbeengeamputeerde met de pro-
thesezijde op de krachtmeetplaat van de L.A.S.A.R. Posture en met het andere been op de
hoogtecompensatieplaat te gaan staan. Daarbij moet de prothesezijde voldoende worden
belast (> 35% van het lichaamsgewicht).
2
Door uitsluitend de plantaire flexie te wijzigen, past u de opbouw nu zo aan, dat de belas-
tingslijn
(laserlijn) ca. 45 mm voor de knieas (opbouwreferentiepunt) komt te lopen.
3
Optimaliseer daarna tijdens het proeflopen de dynamische opbouw.
4.2 Combinatiemogelijkheden
Afhankelijk van de functionele activiteit van de patiënt heeft men de keus uit volgende prothesevoeten:
Greissinger plus 1A30, Dynamic Motion 1D35, Trias 1C30, C-Walk 1C40, Axtion 1E56, Axtion DP
1E58 af Triton 1C60.
Hoe de montage van de prothesevoeten wordt uitgevoerd, staat beschreven in de gebruiksaan-
wijzing van de betreffende prothesevoet.
4.3 Instellen van de zwaaifasesturing
Om beschadigingen te vermijden, dient de orthopedisch instrumentmaker bij het instellen van de
zwaaifase de aan het scharnier bevestigde instelsleutel 4X50 te gebruiken! De instelsleutel blijft
na de proefperiode in de orthopedisch instrumentmakerij. Buig- en strekweerstand kunnen onaf-
hankelijk van elkaar worden ingesteld door het verschuiven van de pen aan de linker- en rechter-
kant van de zuigerstang. De instelpennen in de gleuf van de behuizing zijn slechts toegankelijk bij
gebogen toestand van het kniescharnier in de gleuf van de behuizing.
4.3.1 Instellen vn de flexie (afb. 2, afb. 3)
3R95: kniescharnier tot aan de aanslag buigen (afb.2)
3R95=1: kniescharnier tot aan de markering op het bovendeel van het scharnier buigen (afb. 3)
De instelstift aan de zijde met „Flexion“ erop aangeduid, met de instelsleutel volgens de schaal-
verdeling instellen:
sleutel naar achteren draaien = minder buigweerstand = 0
sleutel
naar voren
draaien = sterkste buigweerstand = 8
Summary of Contents for 3R95
Page 2: ...2 Ottobock 3R95 3R95 2 1 3...
Page 3: ...Ottobock 3 3R95 3R95 4 5...
Page 83: ...Ottobock 83 3R95 3R95 Ottobock 5 5 1 5 2 CE 93 42 VII 2016 07 20 1 1 1 1 3R95 3R95 1 1...
Page 89: ...Ottobock 89 3R95 3R95 519L5 4 5 Ottobock 5 5 1 5 2 93 42 IX I VII...
Page 91: ...Ottobock 91 3R95 3R95 2 2 3 2 3 2 3 1 2 3 2 2 4 2 5 1 3R95 135 3R95 1 155 3R95...
Page 94: ...94 Ottobock 3R95 3R95 4 4 506G3 710D4 3R24 3S124 519L5 4 5 300 3 5 5 5 1...
Page 99: ...Ottobock 99 3R95 3R95 4 4 506G3 710D4 3R24 3S124 519L5 4 5 300 5 5 1 5 2 CE 93 42 EWG IX I VII...
Page 100: ...100 Ottobock 3R95 3R95...
Page 101: ...Ottobock 101 3R95 3R95...