4.1.2 Kleurwisselings- en
looplichtprogramma's
1) Druk enkele keren op de toets M tot
(auto) op het display wordt weergegeven.
2) Druk op de toets
↵
. Op het display verschijnt
(At 01 = automatisch programma 01).
3) Selecteer met de toets
of
het gewenste
programma. In de DMX-tabel afb. 6 en 7 vindt
u een overzicht van alle programma's
At 01 – 33 (functie “Opgeslagen kleuren en
programma's”).
4) Start het programma met de toets
↵
(dis-
playmelding
voor run = lopen).
5) Standaard is de maximale processnelheid
ingesteld. Daardoor is bij de meeste pro-
gramma's alleen een flikkerende led te zien.
Om de snelheid te wijzigen:
a) Druk op de toets M om terug te keren naar
de weergave van het programmanummer.
b) Druk enkele keren op de toets
of
(of
houd de toets ingedrukt), tot
(auto
speed) op het display verschijnt.
c) Druk op de toets
↵
. De ingestelde snel-
heid wordt weergegeven (000 = snel, 255
= traag). Met de toetsen
en
verlaagt
respectievelijk verhoogt u de snelheid.
d) Sla de instelling op met de toets
↵
. Op
het display verschijnt opnieuw
.
e) Keer met de toets
of
terug naar het
gewenste programmanummer en start het
programma met de toets
↵
.
6) U kunt ook drie verschillende programma's
zelf samenstellen (
hoofdstuk 4.1.3). Ze
kunnen via de menu-items
,
en
worden gestart.
4.1.3 Zelf programma's samenstellen
Er kunnen drie kleurwisselings-
/
lichtlooppro-
gramma's met elk 25 programmastappen (licht-
scènes) worden samengesteld. Bedieningsstap-
pen om de eerste scène samen te stellen:
1) Druk enkele keren op de toets M tot op
het display verschijnt.
2) Druk op de toets
↵
. Op het display verschijnt
(CHASE 1). Als er onder het program-
manummer al een programma werd opgesla-
gen, selecteert u met de toets
of
of
.
3) Druk op de toets
↵
. Op het display wordt het
eerste scènenummer
weergegeven.
4) Druk op de toets
↵
: Op het display verschijnt
. (Rood voor de ledgroep 1).
5) Zoals beschreven in hoofdstuk 4.1.1, stelt u
voor de drie ledgroepen na elkaar de kleur in,
schakelt u evt. de stroboscoopfunctie in en
selecteert u de stroboscoopfrequentie.
6) In de plaats van de kleurinstelling voor een
lichtscène kunt u ook een van de 33 pro-
gramma's
tot gebruiken.
Selecteer
via het menu-item
het gewenste pro-
grammanummer en druk op de toets
↵
. (Bij
de instelling
worden de kleurinstellingen
…
en evt. de stroboscoopfunctie
voor de scène gebruikt.)
Stel de processnelheid voor het geselec-
teerde programma in via het menu-item
(000 = snel, 255 = traag).
7) Stel de duur van de scène in seconden in via
het menu-item
(time). Bij de instelling 000
wordt de scène overgeslagen.
8) Als u van de vorige scène naar de huidige
scène wilt mengen, stelt u via het menu-item
(wait) de mengtijd in (00,0 … 25,5 se-
conden).
tussen scènes mengen
time = duur van de scène, wait = mengtijd
9) Als laatste stap bij het instellen van een
scène geeft u deze vrij (instelling
) via het
menu-item
(gebruiken). Via dit menu-item
kunt u echter ook individuele scènes uit de
programmaloop nemen (instelling
).
10)
Om alle waarden van de zelf samengestelde
programma's op 000 te resetten, selecteert u
de menu-items
, en drukt
u vervolgens op de toets
↵
.
4.1.4 Meerdere RGBL-422DMX-apparaten
aaneenschakelen (master-slavebedrijf)
Meerdere RGBL-422DMX-apparaten kunnen
synchroon worden bediend. Daarbij neemt een
apparaat (masterapparaat) de besturing over
van de overige apparaten (slaveapparaten).
1) Verbind de apparaten met elkaar tot een ket-
ting. Zie hiervoor bedieningsstappen 2 en 3 in
hoofdstuk 4.2.1.
2) Verbind eerst alleen het masterapparaat met
de voedingsspanning en stel de gewenste
kleur(en) in (hoofdstuk 4.1.1)* of start een
kleurwisselings- / looplichtprogramma (hoofd-
stuk 4.1.2).
* Het display moet de helderheid van een kleur aan-
geven, anders ontvangen de slaveapparaten geen
besturingscommando's.
3) Verbind de slaveapparaten met de voedings-
spanning. Ze “volgen” het masterapparaat tot
er op de respectieve apparaten een eigen
bedrijfsmodus wordt ingeschakeld.
4.2 Gebruik met een DMX-regelaar
Voor de bediening via een DMX-lichtregelaar
(bv. DMX-1440 of DMX-510USB van “img Stage
Line”) is de RGBL-422DMX uitgerust met 18
DMX-besturingskanalen. Maar het apparaat kan
ook via slechts 10, 7, 5 of 2 kanalen worden
gestuurd, als de functies die op dat moment
beschikbaar zijn, volstaan of als er op de lichtre-
gelaar onvoldoende kanalen vrij zijn.
DMX is de afkorting van Digital Multiplex , en
staat voor digitale besturing van meerdere DMX-
apparaten via één gemeenschappelijke bestu-
ringsleiding. De functies van de kanalen en de
DMX-waarden vindt u terug in het hoofdstuk
4.2.3.
4.2.1 DMX-aansluiting
Voor het aansluiten van het DMX-apparaat zijn
er 3-polige XLR-connectoren met volgende pen-
configuratie beschikbaar:
pen 1 = massa, pen 2 = DMX-, pen 3 = DMX+
Voor het aansluiten moeten speciale kabels voor
de DMX-signaaloverdracht gebruikt worden (bv.
kabels van de CDMXN-serie van “img Stage
Line”). Bij kabellengten vanaf 150 m wordt in
principe aanbevolen om een DMX-ophaalver-
sterker tussen te schakelen (bv. SR-103DMX
van “img Stage Line”).
1) Steek de stekker (B) van de leiding DMX IN in
de koppeling van de bijgeleverde leiding met
de XLR-stekker en schroef de steekverbin-
ding met de wartelmoer vast. (Afbeelding 1
toont de voltooide verbinding.) Sluit de XLR-
stekker via een verlengsnoer aan op de
DMX-uitgang van de lichtregelaar of, als er
bijkomende DMX-gestuurde apparaten wor-
den gebruikt, op de DMX-uitgang van het
laatste DMX-gestuurde apparaat.
2) Verbind bij gebruik van bijkomende RGBL-
422DMX-apparaten het eerste apparaat via
de koppeling van de kabel DMX OUT met de
stekker (B) van de kabel DMX IN van het 2de
apparaat. Verbind het tweede apparaat op
dezelfde manier met het derde tot alle appa-
raten in een ketting zijn aangesloten.
Als de DMX-verbindingskabels tussen de
apparaten te kort zijn, gebruik dan een ge -
schikt verlengsnoer, bv.
ODP-34DMX
(lengte 2 m) of
ODP-34DMX / 10 (lengte 10 m).
3) Mocht de DMX-regelaar tijdens het gebruik
niet zonder storing functioneren, sluit dan de
DMX-uitgang van het laatste apparaat in de
ketting af met een weerstand van 120 Ω
(> 0,3 W). De eenvoudigste manier om de
DMX-uitgang van een RGBL-422DMX-ap
-
paraat af te sluiten, is door een verlengsnoer
ODP-34DMX los te maken en de weerstand
met de pennen 2 en 3 van de stekker te ver-
binden. Steek de stekker met de weerstand
in de koppeling van de kabel DMX OUT.
4.2.2 Aantal DMX-kanalen
en startadres instellen
Om alle op de lichtregelaar aangesloten DMX-
apparaten afzonderlijk te kunnen bedienen,
moet elk apparaat een eigen startadres krijgen.
Als het eerste DMX-kanaal van het RGBL-
422DMX-apparaat vanaf de lichtregelaar bv. via
het DMX-adres 6 gestuurd moet worden, stel
dan op het lichteffectpaneel het startadres 6 in.
De overige DMX-kanalen van de RGBL-
422DMX zijn dan automatisch aan de volgende
adressen toegewezen. Voorbeelden met ver-
schillende startadressen:
DMX-adresconfiguratie van de RGBL-422DMX
Startadres instellen
1) Druk enkele keren op de toets M tot op
het display verschijnt.
2) Druk op de toets
↵
. Op het display verschijnt
het huidige startadres.
3) Stel met de toets
of
het gewenste adres
in.
4) Sla met de toets
↵
de instelling op of verlaat
met de toets M het menu-item zonder op te
slaan.
Aantal DMX-kanalen instellen
1) Druk enkele keren op de toets M tot
op
het display verschijnt.
2) Druk op de toets
↵
. Op het display verschijnt
.
3) Druk een keer op de toets
, zodat
op het
display verschijnt.
4) Druk op de toets
↵
: Het aantal DMX-kana-
len wordt weergegeven.
5) Stel met de toets
of
het gewenste aan-
tal in.
6) Sla met de toets
↵
de instelling op of verlaat
met de toets M het menu-item zonder op te
slaan.
Aantal
DMX-
kanalen
Start-
adres
door de RGBL-
422DMX ge -
bruikte adressen
volgend mogelijke start-
adres voor het nage -
schakelde DMX-apparaat
2
1
1 – 2
3
6
6 – 7
8
5
1
1 – 5
6
12
12 – 16
17
7
1
1 – 7
8
56
56 – 62
63
10
1
1 – 10
11
132
132 – 141
142
18
1
1 – 18
19
495
495 – 512
—
SC xx
SC xx +1
time
wait
NL
B
30