NEDERLANDS
76
A.D. M/M 1.1 A.D. M/T 1.0
A.D. M/T 2.2
A.D. T/T 3.0
A.D T/T 5.5
Werkpositie:
Willekeurig Willekeurig Willekeurig
Naar boven
wijzend
Naar boven
wijzend
Max. temperatuur van de vloeistof:
50°C
50°C 50°C 50°C 50°C
Max. bedrijfstemperatuur:
60°C
60°C 60°C 60°C 60°C
Max. druk:
16 bar
16 bar
16 bar
16 bar
16 bar
Drukregelbereik:
van 1 tot 6 bar van 1 tot 9 bar
van 1 tot 15 bar van 1 tot 15 bar van 1 tot 15 bar
Max. buitenafmetingen (LxHxD):
22x28x18 cm 22x28x18 cm 22x28x18 cm 22x28x18 cm 22x28x18 cm
Hydraulische koppeling
vloeistofinlaat:
1 ¼”
mannelijk
1 ¼”
mannelijk
1 ¼”
mannelijk
1 ¼”
mannelijk
1 ¼”
mannelijk
Hydraulische koppeling
vloeistofuitlaat:
1 ½”
vrouwelijk
1 ½”
vrouwelijk
1 ½”
vrouwelijk
1 ½”
vrouwelijk
1 ½”
vrouwelijk
Beschermingsgraad:
IP 55
IP 55
IP 55
IP 55
IP 55
Beschermingen:
tegen bedrijf zonder vloeistof
met ampèremeter
te hoge temperatuur van de elektronica
afwijkende voedingsspanningen
(uitgezonderd A.D. M/M en A.D. M/T 1.0)
directe kortsluiting tussen de uitgangsfasen
5. ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN VAN DE ACTIVE DRIVER OP DE ELEKTROPOMP
5.1
Verzeker u ervan dat alle klemmen volledig zijn aangehaald,
en let hierbij met name op de
aardklemmen.
5.2
Controleer of alle verbindingskabels in uitstekende staat verkeren en of de buitenste kabelhuls intact is.
5.3
De motor van de geïnstalleerde elektropomp moet voldoen aan de gegevens uit de tabel uit Hoofdstuk 4
De fasestroom van de gebruiker die is aangesloten op de ACTIVE DRIVER M/M 1.1 mag niet hoger zijn dan 8,5 A
De fasestroom van de gebruiker die is aangesloten op de ACTIVE DRIVER M/T 1.0 mag niet hoger zijn dan 4,7 A
De fasestroom van de gebruiker die is aangesloten op de ACTIVE DRIVER M/T 2.2 mag niet hoger zijn dan 9,3 A
De fasestroom van de gebruiker die is aangesloten op de ACTIVE DRIVER T/T 3.0 mag niet hoger zijn dan 7,5 A
De fasestroom van de gebruiker die is aangesloten op de ACTIVE DRIVER T/T 5.5 mag niet hoger zijn dan 13,3 A
5.4
Sluit de elektropomp aan op de uitgangskabel van de ACTIVE DRIVER, en besteed hierbij met name aandacht aan de
aardverbinding.
Als de aardlijnen per abuis worden aangesloten op een klem die niet de aardklem is, kan het
hele apparaat hierdoor onherstelbaar beschadigd worden!
Als de voedingslijn per abuis wordt aangesloten op de uitgangsklemmen die bestemd zijn voor
de last, kan het hele apparaat hierdoor onherstelbaar beschadigd worden!
6. AANSLUITING OP DE VOEDINGSLIJN
6.1
Sluit de ACTIVE DRIVER aan op de voedingslijn via de stroomaansluiting.
(Zie de waarden in hoofdstuk 4).
6.2
Bij verlenging van de voedingskabel dienen de volgende minimumdoorsneden te worden aangehouden:
Doorsnede van elke geleider (mm²)
Maximumlengte van de lijn (meter)
1.5 15
2.5 30
4 60
6.3
Als de voedingskabel wordt verlengd voor aansluiting op
DE MOTORUITGANG
, bijv. voor voeding van
elektronische dompelpompen, moet u zich ervan vergewissen dat de kabel geïnstalleerd wordt in een ondergrondse
leidingbuis (op een diepte van minimaal 20 cm) om te voldoen aan de elektromagnetische emissienormen. Als de
bovengrondse verlenging van de kabel meer dan 1,5 meter bedraagt, dient de kabel op netfilters te worden
aangesloten, zoals aangegeven in de onderstaande tabel:
Netfilters SHAFFNER
Active Driver
Aansluiting
Netfilter IN 25A Monofase
FN 2410-25-33
A.D. = M/M1.1, M/T 1.0, M/T 2.2
Aan te sluiten filters op
INGANG A.D.
Netfilter IN 50A Driefase
FN 3270H-50-34 A.D. = T/T 3.0, T/T 5.5
Netfilter OUT 10A Driefase
FN 5010-10-99
A.D. = T/T 3.0, M/T 1.0
Aan te sluiten filters op
UITGANG A.D.
Netfilter OUT 13A Driefase
FN 5010-13-99
A.D. = M/T 2.2
Netfilter OUT 18A Driefase
FN 5010-18-99
A.D. = T/T 5.5
Voor een goede werking is het noodzakelijk dat het netfilter in de nabijheid van de ACTIVE
DRIVER geïnstalleerd wordt!
6.4
De ACTIVE DRIVER is reeds uitgerust met stroombeveiligingen. Als er een magnetothermische schakelaar in lijn is
geïnstalleerd, moet deze een max. stroomwaarde van 16A hebben.
6.5
De aansluiting van de lijn op de ACTIVE DRIVER moet inclusief aardlijn zijn. De totale aardweerstand mag niet hoger
zijn dan 100 Ohm.