Opmerking : wanneer een optie veranderd wordt, moeten de haltetijd en de afrem- en
optrekvertraging opnieuw geprogrammeerd worden.
Halteduur programmeren.
1. Rijregelaar is ingeschakeld ( linker LED brandt volgens de mode rood/geel of groen).
2. Rijrichtingschakelaar in de middelste stand.
3. Functietoets F 2 ingedrukt houden
4. Regelknop draaien totdat het gewenste aantal punten in de lichtring groen branden :
geen punt groen (regelaar ca. 0 – 5)
5s halteduur
1 punt groen (regelaar ca. 10 – 15)
5s halteduur
2 punten groen (regelaar ca. 20 – 25)
10s halteduur
3 punten groen (regelaar ca. 30 – 35)
15s halteduur
4 punten groen (regelaar ca. 40 – 50)
20s halteduur
5 punten groen (regelaar ca. 50 – 60)
25s halteduur
6 punten groen (regelaar ca. 60 – 70)
30s halteduur
7 punten groen (regelaar ca. 75 – 85)
40s halteduur
8 punten groen (regelaar ca. 85 – 95)
50s halteduur
9 punten groen (regelaar ca. 95 – 105)
60s halteduur
10 punten groen (regelaar ca. 105 – 120)
halteduur oneindig
5. Functie F 2 loslaten.
6. Einde van de programmering
gewenste halteduur nu ingesteld.
Afrem- /optrekvertraging programmeren.
1. Rijregelaar is ingeschakeld ( linker LED brandt volgens de mode rood/geel of groen).
2. Rijrichtingschakelaar in de middelste stand.
3. Functietoets F 1 ingedrukt houden
4. Regelknop draaien totdat het gewenste aantal punten in de lichtring oranje branden :
geen punt oranje (regelaar ca. 0 – 5)
waarde 1
1 punt oranje (regelaar ca. 10 – 15)
waarde 1
2 punten oranje (regelaar ca. 20 – 25)
waarde 2
3 punten oranje (regelaar ca. 30 – 35)
waarde 3
4 punten oranje (regelaar ca. 40 – 50)
waarde 4
5 punten oranje (regelaar ca. 50 – 60)
waarde 5
6 punten oranje (regelaar ca. 60 – 70)
waarde 6
7 punten oranje (regelaar ca. 75 – 85)
waarde 7
8 punten oranje (regelaar ca. 85 – 95)
waarde 8
9 punten oranje (regelaar ca. 95 – 105)
waarde 9
10 punten oranje (regelaar ca. 105 – 120)
waarde 10.
5. Functietoets F 1 loslaten.
6. Einde van de programmering
gewenste afrem-/optrekvertraging nu ingesteld.
Opmerking : De waarden 1 tot 10 veroorzaken bij verschillende typen locomotieven ook
verschillende afrem-/optrekvertragingen. Dit gedrag is ook afhankelijk van de ingestelde
snelheid. De waarde 1 betekent korte vertraging, de waarde 10 de maximale vertraging.