61
•
Als het voertuig de neiging heeft om naar links of rechts
te trekken, in plaats van in een rechte lijn te rijden, kunt u
aan het voertuig uitlijnen.
Hiervoor vindt u aan de onderkant van de vooras een
kleine hendel, die naar rechts of links kan worden
bewogen.
Stel deze hendel zo in dat het voertuig ongeveer rechtuit
rijdt.
Verstel de hendel alleen in kleine stapjes en controleer
vervolgens de uitlijning.
• U moet het rijden onmiddellijk stopzetten als u ongewone reacties van het voertuig op de commando´s van de
zender registreert of als het voertuig niet meer reageert. Dit kan worden veroorzaakt door een zwakke rij-accu,
zwakke batterij in de zender of een te grote afstand tussen het voertuig en de zender.
Ook storingen op het gebruikte zendkanaal (bijv. draadloze transmissies door andere apparaten, Bluetooth
®
,
WLAN) of ongunstige zend-/ontvangstvoorwaarden kunnen een oorzaak zijn voor buitengewone reacties van het
voertuig.
Aangezien de stroomvoorziening van de ontvanger in het voertuig via de rij-accu gebeurt, leidt een zwakke of lege
rij-accu tot ongewilde bewegingen van het voertuig.
Als de rij-accu leeg is, dient u ten minste 5 à 10 minuten te wachten totdat de aandrijving voldoende is afgekoeld.
Start pas daarna een nieuwe rit met een volle rij-accu.
e) Rit beëindigen
Om het rijden te beëindigen, gaat u als volgt te werk:
•
Laat de hendel (E) op de zender los, zodat deze in de middelste positie (neutrale positie) staat en laat het voertuig
uitrollen. Laat ook het draaiwiel (C) los.
•
Als het voertuig stilstaat, schakelt u het voertuig met behulp van de aan/uit-schakelaar (H) aan de onderkant uit
(positie “OFF” = uitgeschakeld).
Opgelet!
Steek uw vingers niet in de wielen of in de aandrijving en beweeg in geen geval de hendel (E) of het draai-
wiel (C) aan de zender! Houd het voertuig niet aan de wielen vast!
•
Schakel de zender met behulp van diens aan-/uitschakelaar (A) uit (positie “OFF” = uitgeschakeld).
Ga altijd in deze volgorde te werk - eerst het voertuig uitschakelen en daarna de zender.
Haal de geplaatste rij-accu uit het voertuig als u het gedurende een langere periode niet gebruikt (bijv.
tijdens het opbergen). Anders kan de accu lekken. Ontkoppel de verbinding tussen rij-accu en voertuig
compleet. Haal hiervoor de batterij uit de zender.
Laad de rij-accu na gebruik van het voertuig op. Als het voertuig gedurende langere tijd niet in gebruik
wordt genomen (bijv. bij de opslag in de winter), dient u erop te letten, dat de rij-accu alle 2 maanden wordt
opgeladen om een schadelijke diepteontlading te voorkomen. Door een diepteontlading kan de rij-accu
beschadigd en onbruikbaar worden.