60
c) Zender en voertuig inschakelen
•
Laat nu de hendel (E) los, zodat hij in de middelste positie staat. Laat ook het draaiwiel (C) los.
Schakel eerst de zender met behulp van de aan-/uitschakelaar (A) aan (positie “ON” = ingeschakeld). De led (B)
op de zender knippert.
•
Schakel het voertuig via de zich aan de onderzijde bevindende aan-/uitschakelaar (H) aan (positie “ON” = inge-
schakeld).
•
De zender herkent vervolgens het voertuig, de led (B) gaat uit.
Ga altijd in deze volgorde te werk - eerst de zender inschakelen, daarna het voertuig. Let erop dat u tijdens
het inschakelen de hendel (E) en het draaiwiel (C) niet beweegt, maar in de uitgangspositie (middelste
stand) laat staan.
d) Voertuig besturen
•
Plaats het voertuig op de grond. Steek uw vingers niet in de aandrijving en houd het voertuig niet vast aan de
wielen.
•
Met de hendel (E) kunt u het voertuig vooruit en achteruit laten rijden en laten stoppen.
Bij de vooruit en achteruit rijden brandt de led (B) van de zender.
Vooruit rijden
Stop
Achteruit rijden
•
Met het draaiwiel (C) kan het voertuig tijdens het rijden naar links of rechts sturen. Draai het draaiwiel niet te ver,
pas hierbij geen geweld toe.
Bij het sturen (als het draaiwiel zich niet in de middelste stand bevindt) brandt de led (B) van de zender.
Naar links sturen
Naar rechts sturen