62
10. Verhelpen van storingen
Het modelvoertuig werd volgens de nieuwste technische inzichten vervaardigd. Er kunnen desondanks problemen of
storingen optreden. Wij willen u daarom uitleggen hoe u mogelijke storingen kunt verhelpen. Neem bovendien ook de
meegeleverde gebruiksaanwijzing van de afstandsbediening in acht.
Het model reageert niet of niet juist
• Is de rij-accu van het voertuig of zijn de batterijen/accu's in de zender leeg? Vervang de rij-accu resp. de batterij in
de zender door een nieuwe.
•
Is de rij-accu correct aangesloten op het voertuig? Controleer de stekkerverbinding, of deze eventueel verontrei-
nigd of geoxideerd is.
•
Is het voertuig te ver weg? Bij een volle rij-accu en een volle batterij in de zender moet een bereik van maximaal
30 m mogelijk zijn. Dit kan echter worden verminderd door omgevingsinvloeden, bijv. storingen op de zendfre-
quentie of de nabijheid van andere zenders (niet alleen afstandsbedieningszenders, maar ook WLAN-/Bluetooth
®
-
apparaten, die eveneens een zendfrequentie van 2,4 GHz gebruiken), van metalen onderdelen, gebouwen, enz.
•
Schakel het voertuig en daarna de zender uit. Laat de hendel (E) en het draaiwiel (C) los. Schakel eerst de zender
aan (rode led (B) op de zender knippert) en daarna het voertuig.
Het voertuig wordt trager resp. de besturing werkt niet goed; de reikwijdte tussen de zender en het voertuig
is slechts zeer kort
•
De rij-accu is zwak of leeg.
De stroomvoorziening van de ontvanger in het voertuig geschiedt eveneens via de rij-accu. Daarom leidt een
zwakke of lege rij-accu ertoe, dat de ontvanger niet meer naar behoren werkt. Vervang de rij-accu door een nieuwe
volledig opgeladen rij-accu (vooraf een pauze van 5 à 10 minuten inlassen, zodat de aandrijving voldoende kan
afkoelen).
•
Controleer de batterij in de zender en vervang deze door een nieuwe.
Tijdens het rijden wordt het voertuig langzamer of blijft staan
•
De rij-accu is zwak of leeg.
•
De afstand tussen het voertuig en de zender is te groot.
Het rechtuitrijden klopt niet.
•
Lijn het voertuig uit, zie hoofdstuk 9. d).
•
Heeft het voertuig een ongeval gehad? Controleer het voertuig dan op defecte of gebroken onderdelen.
Voertuig rijdt vooruit of achteruit, hoewel de hendel (E) van de zender niet bediend wordt
•
Schakel het voertuig en vervolgens de zender uit. Laat aan de zender de hendel (E) en het draaiwiel (C) los en
beweeg deze bedieningselementen niet; houd ze niet vast. Schakel vervolgens eerst de zender en dan pas het
voertuig aan.