68
ń
5.4 Automatisch flitsenfunctie A
In de automatisch-flitsenfunctie A meet de fotosensor
van de flitser het door
het onderwerp gereflecteerde licht. De fotosensor
heeft een meethoek van
ong. 25° en meet alleen tijdens de eigen lichtafgifte. Als de flitser voldoende licht
heeft gegeven, schakelt de belichtingsautomaat van de flitser hem onmiddellijk
uit. De fotosensor
moet op het onderwerp gericht zijn.
In het display wordt de maximale reikwijdte van het flitslicht aangegeven. De
kortste flitsafstand bedraagt ong. 10% van de maximale reikwijdte. De flitsopna-
men lukken het beste als het onderwerp zich ongeveer in het midden van de
reikwijdte bevindt, daarmee wordt de belichtingsautomatiek dan voldoende
speelruimte voor een uitgewogen verlichting.
Het instellen:
• Druk zo vaak op de toets ‘Mode’, dat in het display ‘Mode’ aangegeven
staat.
• Stel met de toetsen UP
en DOWN
u de functie
in. De geselecteerd func-
tie verschijnt dan tegen een balkje. De instelling treedt onmiddellijk in werking.
• Druk op de toets ‘Return’
. Het display schakelt naar de normale weergave
terug. Als u niet op de toets ‘Return’
drukt, schakelt het display na ong. 5
sec. naar de normale weergave terug.
Bij een correct belichte opname licht de aanduiding van de flitscontrole “o.k.’
gedurende 3 seconden op (zie 13).
5.5 Automatisch invulflitsfunctie
Bij de automatisch invulflitsfunctie bij daglicht wordt op de flitser in de automa-
tisch-flitsenfunctie
een correctiewaarde van ong. -1 EV … -2 EV voor de
flitsbelichting ingesteld (zie 6.4 en 10.5). Daardoor ontstaat bij de opname een
natuurlijk werkend ophelderingseffect voor de schaduwpartijen.
5.6 Flitsen met manual-instellingen
In de functie van flitsen met manual-instellingen
wordt door de flitser de vol-
le energie uitgestraald zonder dat die geregeld wordt. De aanpassing aan de
M
A
A
opnamesituatie kan bijv. door de diafragma-instelling op de camera of door het
kiezen van een geschikt deelvermogen worden bereikt.
Het instellen:
• Druk zo vaak op de toets ‘Mode’, dat in het display ‘Mode’ aangegeven staat.
• Stel met de toetsen UP
en DOWN
u de functie
in. De geselecteerd
functie verschijnt dan tegen een balkje. De instelling treedt onmiddellijk in wer-
king.
• Druk op de toets ‘Return’
. Het display schakelt naar de normale weergave
terug. Als u niet op de toets ‘Return‘
drukt, schakelt het display na ong. 5
sec. naar de normale weergave terug.
Het instellen van een deelvermogen:
• Druk zo vaak op de toets ‘Para’ (parameter), dat in het display ‘P’ voor deel-
vermogen wordt aangegeven.
• Stel met de toetsen PLUS / MINUS de gewenste waarde (1/1 – 1/256) in. De
instelling treedt onmiddellijk in werking.
• Druk op de toets ‘Return’
. Het display schakelt naar de normale weergave
terug. Als u niet op de toets ‘Return’
drukt, schakelt het display na ong. 5
sec. naar de normale weergave terug.
In het display wordt de afstand aangegeven, waarbij het onderwerp correct
wordt belicht.
Sommige camera’s ondersteunen de functie van flitsen met manual-instel-
lingen
alleen in de cameramodus Manual
!
5.7 Stroboscopisch flitsen
De functie stroboscopisch flitsen
is een flitsfunctie met handinstelling (manu-
al). Hierbij kunnen meerdere flitsbelichtingen op één enkel beeld gemaakt wor-
den. Dat is bijzonder interessant bij bewegingsstudies en effectopnamen. In de
stroboscopisch flitsenfunctie geeft de flitser meerdere flitsen met een bepaalde
flitsfrequentie af. De functie is daarom alleen met een deelvermogen van max.
1/4 of minder te realiseren.
M
M
☞
M
706 47 0037-A3 58 AF-1 C 30.05.2007 8:52 Uhr Seite 68