66
ń
wordt door op een willekeurige toets te drukken, c.q. door het aantippen van
de ontspanknop op de camera (Wake-Up-functie) weer ingeschakeld.
Als u de flitser langere tijd niet gaat gebruiken, schakel hem dan in
principe altijd via zijn hoofdschakelaar
uit!
Indien noodzakelijk kan de automatische uitschakeling reeds na 1 minuut
plaatsvinden of worden gedeactiveerd (zie 7.11).
4. Displayverlichting
Bij elke druk op de betreffende toets wordt gedurende ong. 10 seconden de
verlichting van het LC-display van de flitser geactiveerd. Bij het ontsteken van
een flits door de camera of via de handontspanknop
op de flitser wordt
de displayverlichting uitgeschakeld.
5. Flitsfuncties (menu ‘Mode’)
De flitser ondersteunt de flitsfuncties
, automatisch flitsen
, Manual
en stroboscoop
.
Afhankelijk van het type camera worden extra flitsfuncties onder-
steund. Deze flitsfuncties kunnen na een oberdracht van gegevens met
de camera in het ‘Mode’ menu geselecteerd, c.q. geactiveerd worden.
5.1 Het instellen van de flitsfuncties
• Druk zo vak op de toets ‘Mode’, dat in het display ‘Mode’ wordt aangege-
ven. De volgende functies staan ter beschikking:
TTL-flitsfunctie (analoog)
E
E-TTL -, c.q. E-TTL II - flitsfunctie (analoog en digitaal)
E
HSS
E-TTL -, c.q. E-TTL II - flitsfunctie met synchronisatie op korte belich-
tingstijden (analoog en digitaal)
Automatisch-flitsenfunctie
Met de hand in te stellen flitsfunctie
M
A
TTL
TTL
TTL
☞
M
A
TTL
☞
HSS
Flitsen met manual-instellingen en synchronisatie ook bij korte belich-
tingstijden
Stroboscoop-flitsfunctie
• Met de toetsen UP
en DOWN
de gewenste flitsfunctie (
, Automatisch
flitsen
, manual
enz.) instellen. De instelling reedt
onmiddellijk in werking.
• Druk op de toets ‘Return’
. Het display schakelt naar de normale weergave
terug. Als u niet op de toets ‘Return’
drukt, schakelt het display na ong. 5
sec. automatisch naar de normale weergave terug.
De flitsparameters voor ISO, diafragmawaarde en brandpuntsafstand van het
objectief, c.q. de stand van de zoomreflector worden automatisch ingesteld, als
de camera de betreffende gegevens naar de flitser doorgeeft.
De aanduiding van de reikwijdte in het display van de flitser vindt naar aanlei-
ding van de door de camera naar de flitser gestuurde flitsparameters plaats.
Als de camera een of meer flitsparameters niet doorgeeft, moeten deze
met de hand op de flitser worden ingesteld (zie 6).
5.2 TTL-/E-TTL-flitsen
In de TTL-flitsfunctie (standaard-TTL-flitsfunctie) krijgt u op de eenvoudigste
manier zeer goede flitsopnamen. In deze functie wordt de belichtingsmeting
door een sensor in de camera uitgevoerd. Deze meet het door het objectief
(TTL = ‘Through The Lens’) binnenkomende licht. Bij het bereiken van de vereiste
hoeveelheid licht stuurt de elektronica van de camera een stopsignaal naar de
flitser en deze breekt onmiddellijk het uitstralen van licht af. Het voordeel van
deze flitsmethode ligt daarin, dat alle factoren die de belichting beïnvloeden
(opnamefilters, uittrekverlenging bij dichtbijopnamen etc.) automatisch bij het
regelen van het flitslicht in acht worden genomen.
De TTL-flitsfunctie wordt door alle camerafuncties (bijv. program ‘P’, tijdautomatiek
‘A’, diafragma-automatiek ‘Tv’, de varia- c.q. onderwerpsprogramma’s, manual
‘M’ enz.) ondersteund.
☞
M
A
TTL
M
706 47 0037-A3 58 AF-1 C 30.05.2007 8:52 Uhr Seite 66