
108
2.6 Tips voor de in
bedrijfname
Voor de inbedrijfname dient gecontroleerd te worden of alle klemmen en
schroefverbindingen goed vast zitten. Tevens dienen alle bijbehorende afdekkingen
opnieuw gemonteerd te worden.
Om beschadiging van de frequentieregelaar/servoaandrijving en daaruit resulterende
materiële of persoonlijke schade te voorkomen, dienen de volgende instructies opgevolgd
te worden:
•
Stroomverbreker tussen de spanningsbron en de frequentieregelaar/servoaandrijving
installeren, zodat het toestel onafhankelijk uitgeschakeld kan worden.
•
Bij enkelvoudige aandrijvingen is het schakelen tussen motor en frequentieregelaar/
servoaandrijving tijdens bedrijf verboden, aangezien de beveiligingen van het toestel
geactiveerd kunnen worden. Als schakelen niet voorkomen kan worden, dienen de
veiligheidsmaatregelen met KEB overlegd te worden. Bij meervoudige aandrijvingen
is in- en uitschakelen toegestaan, als er tijdens het schakelen minstens 1 motor
draait. De frequentieregelaar/servoaandrijving dient afgestemd te zijn op de des-
betreffende aanloopstroom.
•
Als de motor bij een nieuwe start (netspanning aan) van de frequentieregelaar/
servoaandrijving nog draait (bijv. door vertraagde reactie), dient de
toerentalzoekfunctie of de DC-afremfunctie geactiveerd te zijn.
•
Als er tussen motor en frequentieregelaar/servoaandrijving geschakeld wordt, moet
de toerentalzoekfunctie geactiveerd zijn. De functie mag pas geactiveerd worden,
als het motorveiligheidsrelais gesloten is.
•
Als de programmering van de frequentieregelaar/servoaandrijving gewijzigd wordt
(afwijking van de fabrieksinstelling), dient de programmering voor de inbedrijfstelling
opnieuw gecontroleerd te worden.
Foutieve instellingen kunnen het gedrag van
de aandrijving negatief beïnvloeden!
•
Als de aansluitinstructies en de tips voor de inbedrijfname opgevolgd worden en de
frequentieregelaar/servoaandrijving toch een storing of een defect vertoont, kunnen
er ongedefinieerde bedrijfstoestanden ontstaan. De werking van software-
beschermingsfuncties, bijv. eindschakelaarfunctie, de correcte werking van een rem
of de correcte reacties op de instelling van gewenste waarden zijn niet meer
gegarandeerd.
•
Installaties mogen niet uitsluitend door middel van software-beschermingsfuncties
beveiligd worden; er dienen altijd externe veiligheidssystemen geïnstalleerd te wor-
den, die onafhankelijk van de frequentieregelaar/servoaandrijving zijn.
De frequentieregelaar / servodrive kunnen afhankelijk van het type zo worden ingesteld,
dat ze na een storing (bijv. onderspanning) automatisch opstarten. Een installatie moet
daarom eventueel van extra kontrole-en beveiligingssystemen worden voorzien.
Bij toepassingen, die cyclisch uit- en inschakelen van de frequentieregelaar/
servoaandrijving vereisen, dient er na het uitschakelen een rustperiode van minstens
5 min. aangehouden te worden. Als er kortere cycli nodig zijn, dient u contact met KEB
op te nemen.
De frequentieregelaar / servodrive zijn voorwaardelijk kortsluitvast (EN 50178/VDE
0160). Na het resetten van de interne beveiligingen is de normale funktie weer
gegarandeerd.
Uitzonderingen:
•
Treden aan de uitgang regelmatig aard-of kortsluitingen op, kan dit tot een defekt van
het apparaat leiden.
•
Treedt een kortsluiting gedurende het generatorisch bedrijf op (2° resp. 4° kwadrant,
terugkoppeling in de tussenkring), dan kan dit tot een defekt leiden.
AUTOMATISCH
OPSTARTEN
VOORWAARDELIJK
KORTSLUITVAST
CYCLISCH IN- EN
UITSCHAKELEN
MATERIËLE OF
PERSOONLIJKE
SCHADE
Содержание COMBIVERT Series
Страница 2: ... KEB 00 00 EMV K003 D GB F I E FIN P S DK GR NL 3 13 23 33 43 53 63 73 83 93 103 113 RU ...
Страница 123: ......