105
ANTRIEBSTECHNIK
2.5 Elektrische
aansluitingen
Voordat de regelaar wordt gemonteerd en aangesloten, moet de installatie spanningsloos
worden gemaakt. Nadat de regelaar spanningsloos is, zijn de tussenkringkondensatoren
gedurende een korte tijd nog met een hoge spanning geladen. Daarom mag men eerst
5 minuten nadat de regelaar spanningsloos werd aan de regelaar werken.
De aansluitingen van de klemlijst en de geveringangen zijn conform EN 50178
betrouwbaar gescheiden. Degene die de installatie of machine installeert, dient ervoor
te zorgen dat er bij een reeds aanwezig of van nieuwe bedrading voorzien stroomcircuit
met betrouwbare scheiding aan de EN-vereisten voldaan wordt.
Is de frequentieregelaar niet betrouwbaar te scheiden van het net (volgens EN 50178)
moet men alle stuurstroomkabels extra beschermen (bijv. dubbel geisoleerd of
afgeschermd, geaard en geisoleerd). Informatie vind u in de technische dokumentatie
deel 2.
De aansluiting van de frequentieregelaar / servodrive is enkel toegestaan aan een
symmetrisch net met een spanning van max. 300 V tussen een fase (L1, L2, L3) en de
nul / aarde (N/PDE). Indien het net een hogere spanning heeft, moet een passende
scheidingstransformator voor de regelaar worden geplaatst. Zoniet kan het apparaat
defekt raaken.
De frequentieregelaar/servoaandrijving kan met de volgende beperkingen worden
aangesloten op netwerken, waarvan de fasegeleider geaard is (bijv. delta-netwerken):
•
de besturing geldt niet meer als “betrouwbaar gescheiden stroomcircuit”, derhalve
dienen er aanvullende veiligheidsmaatregelen getroffen te worden (zie „Aansluiting
van de stuurstroomkabels“).
•
de max. spanning fase/aarde mag bij deze netvorm absoluut niet hoger liggen dan
500 V.
De frequentieregelaars/servoaandrijvingen zijn uitsluitend voor vaste aansluitingen
bestemd, aangezien er voornamelijk bij toepassing van EMC-filters lekstromen > 3,5 mA
ontstaan. Conform EN 50178 dient de minimale doorsnede van de aardleiding 10 mm
2
(koper) te bedragen, of er dient een tweede aardleiding geïnstalleerd te worden. Altijd
met de kortst mogelijke verbinding naar de hoofdaarde stervormig aarden (Aardlussen
vermijden).
•
Frequentieregelaars/servoaandrijvingen stationair installeren en aarden.
•
Bij de plaatsing dienen de minimumafstanden ten opzichte van de naburige elementen
vrijgehouden te worden (zie montage schakelkast in de technische documentatie
deel 2).
•
Rack-toestellen zijn bestemd voor verticale montage en kunnen naast elkaar
opgesteld worden. Afstand van minstens 50 mm ten opzichte van voorgeplaatste
elementen vrijhouden. Men moet voor voldoende koeling zorgen.
•
Bij geregelde systemen mogen als motor- en geverkabel uitsluitend originele KEB-
kabels toegepast worden.
•
Er mag geen nevel of water in het toestel binnendringen.
•
Binnendringen van stof dient vermeden te worden. Bij montage in een stofdichte
behuizing dient erop gelet te worden dat er voldoende warmte afgevoerd wordt.
•
De frequentieregelaar/servoaandrijving niet gebruiken in ruimtes, waarin
explosiegevaar bestaat! ruimtes, waarin explosiegevaar bestaat, dient de
frequentieregelaar/servoaandrijving conform de geldende voorschriften in een
geschikte behuizing gemonteerd te worden.
•
De frequentieregelaar/servoaandrijving dient tegen geleidende en agressieve gassen
en vloeistoffen beschermd te worden.
2.4 Montagetips
LET OP
KONDENSATOR-
ONTLAADTIJD
SPANNINGEN
NAAR AARDE
ENKEL VASTE
AANSLUITINGEN
STUURSTROOM-
KABELS
BETROUWBARE
SCHEIDING
GEAARDE
FASEGELEIDER
Содержание COMBIVERT Series
Страница 2: ... KEB 00 00 EMV K003 D GB F I E FIN P S DK GR NL 3 13 23 33 43 53 63 73 83 93 103 113 RU ...
Страница 123: ......