
2
Veiligheidsvoorschriften
Dit toestel is in overeenstemming met de
EU-richtlijn 89/336/EWG voor elektroma-
gnetische compatibiliteit en 73/23/EWG
voor toestellen op laagspanning.
Let eveneens op het volgende:
●
Het toestel is enkel geschikt voor gebruik
binnenshuis. Bescherm het toestel tegen
vochtigheid en hitte (toegestaan omge-
vingstemperatuurbereik: 0 –40 °C).
●
De warmte die in het toestel ontstaat,
moet door ventilatie afgevoerd worden.
Zorg ervoor, dat de ventilatieopeningen
door geen enkel voorwerp worden afge-
dekt.
●
Zorg ervoor dat u niets in de ventilatie-
openingen steekt. Er bestaat immers ge-
vaar voor elektrische schokken!
●
Schakel het toestel niet in en trek onmid-
dellijk de stekker uit het stopcontact,
wanneer:
1. het toestel of het netsnoer zichtbaar
beschadigd zijn,
2. er een defect zou kunnen optreden na-
dat het toestel bijvoorbeeld gevallen is,
3. het toestel slecht functioneert.
Het apparaat moet in elk geval hersteld
worden door een gekwalificeerd vakman.
●
Trek de stekker nooit met het snoer uit
het stopcontact.
●
Gebruik voor de reiniging uitsluitend een
droge, zachte doek. Gebruik in geen ge-
val chemicaliën of water.
●
In geval van ongeoorloofd of verkeerd
gebruik, foutieve bediening of herstelling
door een niet-gekwalificeerd persoon
vervalt de garantie bij eventuele schade.
●
Wanneer het toestel definitief uit bedrijf ge-
nomen wordt, bezorg het dan voor verwer-
king aan een plaatselijk recyclagebedrijf.
3
Toepassingen
De Power Mixer PMX-70DSP is een semi-
professioneel zeskanaalmengpaneel met
geïntegreerde eindversterker. Het toestel is
uitgerust met een “post” geschakeld Aux-
uitgangskanaal voor aansluiting van een ef-
fectenapparaat, en beschikt ook over een
ingebouwde effectenmodule met een digi-
tale signaalprocessor (DSP).
De Power Mixer is uitgevoerd als vrij-
staand tafelmodel en kan voor live-optre-
dens in kleinere zalen evenals voor thuis-
opnamen worden gebruikt.
4
Het toestel aansluiten
Schakel de Power Mixer en alle andere
audio-apparatuur uit, alvorens toestellen op
de Power Mixer aan te sluiten resp. be-
staande aansluitingen te wijzigen.
4.1 Ingangskanalen
Sluit de geluidsbronnen aan op de betref-
fende jacks van de ingangskanalen:
a monokanalen 1 tot 4:
- microfoons op de XLR-jacks “MIC” (11)
- monoapparatuur met lijnuitgangsniveau
(b.v. effectenapparaat, muziekinstrument)
op de 6,3 mm-jacks “LINE” (10); bij aan-
sluiting van een toestel op de jack “LINE”
wordt de microfoonjack van het betreffen-
de kanaal uitgeschakeld
b stereokanalen 5 / 6 en 7/ 8:
- stereo-apparatuur met lijnniveau-uitgang
(b.v. minidisk-recorder, CD-speler, cas-
setterecorder) of platenspelers met mag-
netische cel op de cinch-jacks (9):
witte jack L = linker kanaal,
rode jack R = rechter kanaal
Bij aansluiting van platenspelers ver-
bindt u de massa-aansluiting van de pla-
tenspelers met de klemschroef “PHONO
GND” (30).
4.2 Een extern effectenapparaat
aansluiten
Via het Aux-uitgangskanaal en de regel-
bare Return-ingang kan u de signalen van
de ingangskanalen uit de Power Mixer stu-
ren en via een effectenapparaat (b.v. equa-
lizer, compressor) terug naar het mengpa-
neel sturen. Het uitgangskanaal is “post”
geschakeld, d. w. z. dat de signalen met be-
hulp van de Aux-regelaars* (4) na de ka-
naalniveauregelaars (1) op de Aux-Send-
uitgang worden gemengd.
Opgelet! De netspanning (230 V~) waar-
mee het toestel gevoed wordt
is levensgevaarlijk. Open het
toestel niet, want door onzorg-
vuldige ingrepen loopt u het ri-
sico van een elektrische schok.
Bovendien vervalt elke garan-
tie bij het eigenhandig openen
van het toestel.
1) Verbind de ingang van het effectenappa-
raat met de mono-uitgangsjack “AUX
OUT” (13).
2) Verbind de uitgang van het effecten-
apparaat met de stereo-ingang “FX RE-
TURN” (15) (bij aansluiting van mono-
apparatuur gebruikt u enkel de linker
jack “L”).
* De stand van de Aux-regelaars bepaalt tegelijk ook
het niveau waarmee de kanaalsignalen op de interne
effectenmodule worden gemengd (zie hoofdstuk
5.2).
4.3 Een bandrecorder aansluiten
Verbind de opname-ingang van een band-
recorder voor geluidsopnamen met de jacks
“REC” (19). Het niveau van het opname-
signaal is afhankelijk van de instelling van
de masterregelaar (27).
Voor de weergave van de geluidsopna-
men sluit u de weergave-uitgang van de
bandrecorder aan op de ingang “PLAY”
(20).
4.4 De masteruitgang “MIX OUT”
Het mastersignaal dat met de masterrege-
laar (27) is uitgestuurd, kan aan de stereo-
masteruitgang “MIX OUT” (12) afgenomen
worden. Hier kan u bijvoorbeeld de ingang
van een bijkomende versterker of van een
tweede mengpaneel aansluiten.
4.5 Luidsprekers en hoofdtelefoon
1) De luidsprekers op de stereo-uitgang
“SPEAKERS” (33) aansluiten:
Jack “RIGHT” voor het rechter kanaal en
jack “LEFT” voor het linker kanaal.
Elke luidspreker moet een impedan-
tie hebben van minstens 4
Ω
. Luidspre-
kers van 4
Ω
moeten een belastbaarheid
van minstens 35 W
RMS
hebben. U kan
ook luidsprekers van 8
Ω
aansluiten,
waarbij het uitgangsvermogen van de
eindversterker echter iets afneemt.
2) Zowel het mastersignaal als het weerga-
vesignaal van een bandrecorder die is
aangesloten op de jack “PLAY” (20) kun-
nen via een stereohoofdtelefoon worden
voorbeluisterd. Sluit de hoofdtelefoon
(impedantie minstens 2 x 8
Ω
) aan op de
jack “PHONES” (14).
4.6 Voedingsspanning
Verbind het snoer eerst met de aansluiting
(31) en plug de stekker van het snoer in een
stopcontact (230 V~/ 50 Hz).
5
Werking
1) Om inschakelploppen te vermijden is het
aan te raden de masterregelaar (27) in
de minimumstand te plaatsen.
2) Schakel het mengpaneel in met de
schakelaar “POWER” (28). De rode
“POWER ON” (17) licht op en geeft aan
dat het toestel klaar is voor gebruik.
3) Bij gebruik van condensatormicrofoons
die een fantoomvoeding van 48 V
ver-
eisen, schakelt u de fantoomvoeding
centraal in voor alle microfoonaansluitin-
gen (11) met de schakelaar “PHANTOM”
(29). De gele LED “PHANTOM” (16) licht
op bij werking.
5.1 De geluidsbronnen mengen
Plaats alle equalizers (6), regelaars “GAIN”
(5 + 8) en de balans- resp. panoramarege-
laars (2 + 3) in de middelste stand, alvorens
het toestel een eerste keer in gebruik te
nemen. Plaats de regelaar “FX RETURN”
(21) voor de toevoeging van effecten en de
regelaar “TAPE” (22) helemaal naar links in
de minimumstand.
1) Druk op de betreffende keuzetoetsen (7)
voor de stereo-ingangskanalen 5/6 en
7/8:
Indien een toestel met lijnniveau op
het kanaal is aangesloten, mag de toets
niet zijn ingedrukt (stand “LINE”).
Indien een platenspeler met mag-
netische cel op het kanaal is aange-
sloten, moet de toets ingedrukt zijn
(stand “PHONO”).
2) Met behulp van de masterregelaar (27)
wordt het niveau van het mastersignaal,
d. w. z. het masterniveau van alle aan-
gesloten geluidsbronnen, ingesteld. Het
mastersignaal wordt met de masterrege-
laar zowel op de eindversterker van de
Opgelet! Indien er op de jacks “MIC”
(11) ongebalanceerde micro-
foons aangesloten zijn, mag
u geen centrale fantoom-
voeding van 48 V inschake-
len. Anders zouden de mi-
crofoons kunnen worden be-
schadigd.
17
NL
B