142
Controleer nu de neutrale standen van richtings-, hoogte- en rolroer.
Beide rolroeren (afbeelding 11, pos. 3) moeten bij neutrale stand van de trimhendel aan de zender zich in een lijn
met de vleugelachterzijde bevinden. Als dit niet het geval is, moeten de vorkkoppen van de betrokken roerhoorns
worden losgemaakt en in lengte worden aangepast door in- of uitdraaien.
Controleer nu de neutrale positie van het richtingsroer (afbeelding 11, pos. 1) en hoogteroer (afbeelding 11, pos.
2). Beide roeren moeten bij neutrale stand van de trimhendel op de zender in een lijn zijn. Het hoogteroer mag
niet naar boven of beneden, het richtingsroer mag niet naar links of rechts wijzen. Wanneer het hoogte- en/of
richtingsroer niet juist staat, opent u de serviceklep aan de onderzijde van de romp. Hier moeten de schroeven van
de stangaansluitingen worden losgemaakt en de stangen voor richtings- of hoogteroer overeenkomstig worden
afgesteld. Als alles correct is afgesteld, moeten de schroeven van de stangenaansluitingen opnieuw worden
vastgeschroefd.
Houd daarbij ook rekening met de verdere voorschriften in hoofdstuk 17.
Als de roeren niet zoals in de volgende hoofdstukken beschreven uitslaan, moet de looprichting van de
servo‘s met behulp van de schakelaar op de zender worden veranderd. Meer informatie hierover vindt u in
hoofdstuk 16.