09/08
29
Mise en service du modèle
Pendant ce temps, le voyant LED de contrôle (a) scintille;
l’hélicoptère ne doit pas être bougé pendant ce laps de temps.
Une fois le calibrage terminé, les deux plateaux oscillants-
servos fonctionnent en position neutre et le voyant LED de
contrôle est allumé en permanence. Pour une meilleure vue
d’ensemble, la verrière de la cabine de l’hélicoptère n’est pas
illustrée sur la figure.
Avant le vol, placez la verrière de cabine car cette dernière est
absolument nécessaire pour un centre de gravité correct.
Pose de l’antenne
Déroulez le câble de l’antenne.
Réduisez la tension de traction en fixant le câble de l’antenne
juste après le récepteur à l’aide d’une bande autocollante.
Conduisez lâchement la surlongueur du câble d’antenne à
nouveau vers l’extérieur et sécurisez-le.
ATTENTION! Le câble d’antenne doit être posé
de telle manière qu’il n’entre pas en contact pen-
dant le vol avec des parties rotatives.
Equilibrage du modèle
ATTENTION! L’hélicoptère doit être correctement
équilibré. En cas de mauvais centrage vous per-
dez le contrôle du modèle!
Le centre de gravité du modèle d’hélicoptère doit se trouver
exactement sur l’axe de rotation du rotor principal (axe de
giration).
Les trois axes de rotation (vertical, longitudinal, transversal) du
modèle se croisent au centre de gravité (13).
Pendant le vol, les pales du rotor doivent pouvoir se positionner
d’elles-mêmes sous l’action de la force centrifuge.
Pour le vol donc, les vis de fixation doivent être serrées de telle
façon qu’elles puissent encore se rabattre vers le bas lorsque
vous renversez votre modèle sur le côté.
Pour vérifier l’état de l’équilibrage et pour finir
l’équilibrage du modèle, les pales du rotor doi-
vent être placées provisoirement à 180° les unes
par rapport aux autres.
De plus la verrière doit être montée!
Vérifiez l’état de l’équilibrage des pales du rotor.
Placez les pales du rotor à 180° l’une par rapport à l’autre,
puis fixez les pales du rotor provisoirement en serrant les vis
de fixation.
Suspendez l’hélicoptère à la tête du rotor au milieu du
point de rotation.
L’hélicoptère ne doit pencher ni vers l’avant ni vers l’arrière,
quelle que soit la position des pales du rotor principal.
S’il pique du nez, c’est qu’il est trop chargé de l’avant. Glis-
sez alors l’accu de propulsion légèrement vers l’arrière.
Si l’arrière s’affaisse, glissez l’accu de propulsion vers l’avant
pour rétablir le centre de gravité.
Sécurisez bien l’accu de propulsion lorsque vous avez
défini la position du centre de gravité.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Ingebruikname van het model
Gedurende deze tijd zal de groene controle-LED (a) flikkeren.
De helikopter mag zolang niet beweegd worden.
Als de afregeling gedaan is, zullen de twee tuimelschijfservo´s
naar neutraal gaan en zal de controle-LED voortdurend branden.
Voor een beter overzicht werd de cockpitkap van de helikopter
gedemonteerd voor de foto.
Vóór de vlucht moet de cockpitkap weer geplaatst worden omdat
deze noodzakelijk is voor het correcte zwaartepunt.
De antenne leggen
De antennedraad afwikkelen.
De trekontlasting tot stand brengen door de antennedraad
kort achter de ontvanger met kleefband te bevestigen.
De overtollige lengte van de antennedraad losjes opnieuw
naar buiten voeren en hem arreteren.
LET OP! De antennedraad mag in geen geval zo-
danig gelegd worden dat hij tijdens de vlucht in
draaiende delen kan geraken.
Het model balanceren
LET OP! De helikopter moet correct gebalance-
erd zijn. Bij foutief zwaartepunt verliest u de con-
trole over het model!
Het zwaartepunt van het helikoptermodel moet exact op de
draaias van de hoofdrotor (hoge as) liggen.
In het zwaartepunt kruisen zich alle draaiassen (hoog-/langs-
dwarsas) van het model (13).
Tijdens de vlucht moeten de rotorbladen door de centrifugaal-
kracht zich automatisch kunnen uitlijnen. Daarom mogen voor
het vliegbedrijf de arreteerschroeven slechts zodanig aange-
trokken worden dat de rotorbladen nog naar beneden kunnen
afklappen van zodra u het model naar de kant kipt.
Om de balansstatus te controleren en om het
model te balanceren moeten de rotorbladen
echter tijdelijk 180° onderling uitgelijnd beve-
stigd worden. Verder moet de cabinekap aange-
bracht zijn!
De balansstatus van de rotorbladen controleren.
De rotorbladen 180° onderling uitlijnen en de rotorbladen
voorlopig bevestigen door de arreteerschroeven aan te trek-
ken.
De helikopter aan de rotorkop hangen, in het midden bo-
ven het draaipunt.
De helikopter mag niet naar voren of naar achteren kippen,
onafhankelijk van de positie waarin de hoofdrotorbladen zich
bevinden.
Wanneer de neus daalt is het model koplastig.
In dat geval moet de vliegaccu een beetje naar achteren ver-
schoven worden.
Wanneer de staart daalt verschuift u de vliegaccu naar voren
om het zwaartepunt in te stellen.
De vliegaccu arreteren wanneer u de optimale positie
van het zwaartepunt berekend hebt.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
