20
f) Frequenzmessung
Achtung!
Überschreiten Sie auf keinen Fall die max. zulässigen Eingangs-
größen. Berühren Sie keine Schaltungen oder Schaltungsteile,
wenn Sie höhere Spannungen als 25 V ACrms oder 35 V DC darin
messen.
Zur Messung einer Frequenz gehen Sie wie folgt vor:
- Verbinden Sie die schwarze Messleitung mit der COM-
Buchse (14) und die rote Messleitung mit der V
Ω
-Buch-
se (13) bis diese plan am Messgerät aufliegen,
- Stellen Sie den Bereichswahlschalter (8) auf Position
Freq.
- Verbinden Sie nun die beiden Messspitzen mit dem
Messobjekt (Generator, Schaltung usw.),
- Der augenblickliche Messwert wird in der Haupt-Dis-
playanzeige (25) angezeigt. Im rechten Subdisplay (23)
wird die Spannung des Messsignales bis max. 3V
(Signalspannung) angezeigt. Das linke Subdisplay (22) zeigt die Frequenz 1 sek.
verspätet an.
g) hFE- Transistortest
Der Transistorsockel ist nicht gegen Überlast geschützt.
Der 8-polige Sockel ist für NPN- und PNP-Transistoren geeignet. Die blaue Beschrif-
tung (rechts) zeigt die Anschlussbelegung für NPN-, die graue Beschriftung (links) für
PNP-Transistoren.
Zur Messung der Verstärkung eines Transistors gehen Sie wie folgt vor:
- Entfernen Sie alle Messleitungen aus dem Multimeter
und stellen Sie den Bereichswahlschalter (8) auf Positi-
on hFE.
- Stecken Sie nun die Spannungslosen Transistoran-
schlüsse (B)Basis, (E)Emitter und (C) Kollektor,
polungsrichtig in die Sockelbuchsen. Die Pin-Belegung
der verschiedenen Transistoren entnehmen Sie einem
Transistorvergleichshandbuch.
- Im Display (25) wird nun der Verstärkungsfaktor (hFE-
Wert) angezeigt; das rechte Subdisplay (23) zeigt den
93
f) Toetsfuncties en speciale functies
n
PWR (= Power)
Vastklikkende aan/uit-schakelaar; ingedrukt
➝
aan
n
REL (= Relative)
Verschil van een meetwaarde ten opzichte van een vrij gedefinieerde referentie-
waarde.
Deze functie is niet mogelijk in het meetbereik "S/O" en "Logic". Voorbeeld:
U meet b.v. een referentiespanning en u wilt het spanningsverschil bij verschillen-
de lasten bepalen: druk bij de spanningsmeting op de toets "REL"; de momentele
meetwaarde wordt als referentiewaarde opgeslagen en op het linker subdisplay
(22) weergegeven; indien de last verlaagd of verhoogd wordt, zal de weergave ver-
anderen (+ = meer dan referentiewaarde, - = minder dan referentiewaarde). Druk
de toets opnieuw in om de functie weer uit te schakelen.
n
RANGE (= Bereik)
Schakelt de automatische bereikskeuze (Auto-Range) uit. Druk de toets in om het
momentele bereik (Range) op te slaan; op het display verdwijnt de aanduiding
"AUTO". Elke verdere druk op de toets schakelt verder naar het volgende meet-
bereik (b.v. 4V
➝
40V enz.). Bij het einde van het bereik wordt weer overgegaan
naar het kleinste meetbereik. Houd de toets ca. 2 sec. ingedrukt om terug over te
gaan naar de "Auto-Range" functie; de aanduiding AUTO verschijnt opnieuw op
het display. Deze functie is enkel mogelijk in de meetbereiken
Ω
, V, Freq, Cap, µA
en mA.
n
HOLD (= Vastzetten)
Met Hold wordt de momentele meetwaarde vastgehouden en op het linker subdis-
play (22) weergegeven. Deze functie is niet mogelijk in het meetbereik "S/O" en
"Logic". Druk de toets opnieuw in om de functie weer uit te schakelen.
n
BLUE (= Blauw)
Roept de tweede functies (herkenbaar aan de blauwe schrift) "MIN/MAX", "MEM"
en "RCL" van de toetsen "RANGE", "HOLD" en "REL" op.
n
DC/AC
Schakelt om van DC (gelijkgrootheden) naar AC (wisselgrootheden) en in het
Ω
bereik naar akoestische doorgangstest.
n
MIN/MAX (= minimumwaarde / maximumwaarde)
Om deze tweede functie op te kunnen roepen, moet eerst de toets "BLUE" inge-
drukt worden; op het display verschijnt het symbool "BLUE". Activeer nu de
MIN/MAX functie door de toets "RANGE" in te drukken. Indien geactiveerd, slaat
"MIN/MAX" de kleinste (MIN) en de grootste (MAX) meetwaarde op. De "MIN"
meetwaarde wordt op het linker subdisplay (22) weergegeven en schakelt om naar
de "MAX" meetwaarde indien de "MIN/MAX" toets weer ingedrukt wordt. Indien de