16
"MAX"-Messwert umgeschaltet. Bei erneuter Betätigung wird diese Funktion wie-
der deaktiviert. Diese Funktion ist nicht im Messbereich "S/O" und "Logic" mög-
lich.
n
MEM (= Memory)
Um zu dieser Unterfunktion zu kommen, müssen Sie die Taste "BLUE" drücken; es
erscheint das Displaysymbol "BLUE". Nun kann diese Funktion durch Drücken der
Taste "HOLD" aktiviert werden.
.
Bei dieser Funktion können Sie bis zu 10 Messwerte abspeichern.
Gehen Sie z.B. bei einer Spannungsmessung wie folgt vor:
Sie messen eine Spannung, drücken die Taste "BLUE"; das gleichnamige Symbol
erscheint im Display. Nun betätigen Sie die Taste "MEM" und der momentane
Messwert wird unter Speicherplatz 0 abgespeichert. Pro Betätigung dieser Taste
wird nun der nächste Speicherplatz belegt (max. bis Platz 9). Wird dieser Speicher
überschritten, so beginnt das DMM wieder von 0 und die Plätze werden über-
schrieben. Diese Funktion ist nicht im Messbereich "S/O" und "Logic" möglich. Die
Messwerte bleiben bis zum Ausschalten des Multimeters gespeichert.
n
RCL (= Recall)
Diese Funktion liest die abgelegten Referenzwerte aus dem Speicher wieder aus.
Gehen Sie wie folgt vor:
Um zu dieser Unterfunktion zu kommen, müssen Sie die Taste "BLUE" drücken; es
erscheint das Displaysymbol "BLUE". Nun kann diese Funktion durch Drücken der
Taste "REL" aktiviert werden.
.
Jede Betätigung der "REL"-Taste gibt beginnend mit Speicherplatz 0 einen Messwert,
falls dieser vorher mit "MEM" belegt wurde, frei.
Diese Funktion ist nicht im Messbereich "S/O" und "Logic" möglich.
Durchführung von Messungen
Achtung!
Überschreiten Sie auf keinen Fall die max. zulässigen Eingangs-
größen in der Überspannungskategorie II (Haus- und gewerblicher
Bereich). Die Frequenz der Wechselgrößen darf 500 Hz nicht über-
schreiten! Berühren Sie keine Schaltungen oder Schaltungsteile,
wenn darin höhere Spannungen als 25 V ACrms oder 35 V DC
anliegen können! Lebensgefahr! Kontrollieren Sie vor Messbeginn
die angeschlossenen Messleitungen auf Beschädigungen wie z.B.
Schnitte, Risse oder Quetschungen. Defekte Messleitungen sofort
entfernen und gegen neue Messkabel austauschen; Defekte Mess-
leitungen dürfen nicht mehr benutzt werden! Lebensgefahr!
97
Het gelijkspanningsbereik "V DC" heeft een ingangsweerstand van ca. 10 MOhm.
Zodra bij gelijkspanning een "-" voor de meetwaarde verschijnt, is de gemeten span-
ning negatief (of de meetsnoeren verwisseld).
Wenk: Omdat de meetingang zeer gevoelig is kan het voorkomen dat bij loslig-
gende meetsnoeren (d.w.z. draden die niet op een meetobject aangesloten zijn)
willekeurige meetwaarden weergegeven worden. Dit "fenomeen" is normaal en
verdwijnt van zodra u uw meting uitvoert.
e) Wisselspanningsmeting
Waarschuwing!
U mag de max. toegelaten ingangsgrootheden nooit overschrijden, ook niet bij
de meting van rimpelspanningen (b.v. bromspanning). Max. 750 V ACrms. U
mag schakelingen of schakelonderdelen in geen geval aanraken wanneer u
daarin spanningen meet van meer dan 25 V ACrms of 35 V DC.
Ga voor de wisselspanningsmeting als volgt te werk:
- Verbind de zwarte meetdraad met de COM bus (14) en
de rode meetdraad met de V
Ω
bus (13) van de multime-
ter.
- Zet de keuzeschakelaar voor het bereik (8) op positie
V
o
.
- Druk op de DC/AC toets (7) om naar het AC bereik over
te schakelen.
- Verbind beide meetstiften met het meetobject (genera-
tor, schakeling enz.).
- De momentele meetwaarde wordt op het hoofddisplay (25) weergegeven. Op het
rechter subdisplay (23) wordt de frequentie van de wisselspanning
(Kilo-Hertz = 500 Hertz) aangeduid. Het linker subdisplay (22) vertoont de
spanning als "dB" waarde (= decibel, 1 mW aan 600 Ohm).
Het wisselspanningsmeetbereik "V~" heeft een ingangsweerstand van ca. 10
MOhm.
f) Frequentiemeting
Waarschuwing!
U mag de max. toegelaten ingangsgrootheden nooit overschrij-
den. U mag schakelingen of schakelonderdelen in geen geval
aanraken wanneer u daarin spanningen meet van meer dan 25 V
ACrms of 35 V DC.
