12
Achtung!
Betreiben Sie das Messgerät auf keinen Fall im geöffneten
Zustand! Lebensgefahr!
Ausgelaufene oder beschädigte Batterien können bei Berührung mit der Haut Verät-
zungen verursachen, benutzen Sie deshalb in diesem Fall geeignete Schutzhand-
schuhe.
Achten Sie darauf, dass die Batterie nicht kurzgeschlossen wird.
Versuchen Sie nie Batterien aufzuladen. Werfen Sie keine Batterien ins Feuer. Es
besteht Explosionsgefahr.
Belassen Sie verbrauchte Batterien nicht im Batteriefach, da selbst auslaufgeschütz-
te Batterien korrodieren können und dadurch Chemikalien freigesetzt werden kön-
nen, welche Ihrer Gesundheit schaden bzw. das Batteriefach zerstören.
Entfernen Sie die Batterien auch bei längerem Nichtbenutzen des Messgerätes aus
dem Batteriefach.
Umwelt Hinweis!
Der Endverbraucher ist gesetzlich (Altbatterienverordnung) zur
Rückgabe aller gebrauchten Batterien und Akkus (Knopfzelle bis
Bleiakku) verpflichtet; eine Entsorgung über den Hausmüll ist
untersagt.
Ihre verbrauchten Batterien und Akkus können Sie sowohl in
unseren Niederlassungen bzw. an die Zentrale in Hirschau unent-
geltlich zurückgegeben, als bisher auch zu kommunalen Entsor-
gern (Wertstoffhöfe), die zur Rücknahme verpflichtet sind.
Leisten auch Sie Ihren Beitrag zum Umweltschutz!
b) Sicherungswechsel
Es ist sicherzustellen, dass nur Sicherungen vom angegebenen
Typ und der angegebenen Nennstromstärke als Ersatz verwendet
werden. Die Verwendung geflickter Sicherungen oder ein Über-
brücken des Sicherungshalters ist unzulässig.
Zum Wechseln der Stromsicherungen öffnen Sie den Batteriefachdeckel wie unter
"Batteriewechsel" beschrieben.
Hebeln Sie nun die defekte Sicherung mit einem kleinen Schraubendreher heraus
und ersetzen diese durch eine Funktionstüchtige gleichen Typs.
• F1: flinke 800 mA-Sicherung für den mA/µA-Messbereich links (übliche Bezeich-
nung: 250V/F800mA),
• F2: Superflinke 15 A-Sicherung für den 20 A-Messbereich rechts (übliche Bezeich-
nung: GBB 15A/250V)
101
k) Temperatuurmeting
Waarschuwing!
U mag de max. toegelaten ingangsgrootheden nooit overschrijden. U mag
schakelingen of schakelonderdelen in geen geval aanraken wanneer u daarin
spanningen meet van meer dan 25 V ACrms of 35 V DC.
Temperatuurmetingen kunnen enkel aan aansluitbus (9) en met K-type-temperatuur-
voelers uitgevoerd worden. De temperaturen mogen enkel met de voeler gemeten
worden; de multimeter waarborgt een gegarandeerde nauwkeurigheid enkel bij een
omgevingstemperatuur van 23°C (+/- 5°C).
Ga voor de meting van temperaturen als volgt te werk:
- Verwijder alle meetsnoeren van de multimeter en zet de
keuzeschakelaar voor het bereik (8) op positie Temp.
- Steek de stekker van de optioneel verkrijgbare K-type-
temperatuurvoeler met de juiste pool (smal contactlipje
= +) in de Cap aansluitbus (9); hierbij worden beide
inwendige openingen gebruikt.
- Op het hoofddisplay (25) wordt nu de temperatuur in
"°C" (Celsius) weergegeven; deze waarde wordt 1 sec.
later op het linker subdisplay (22) vertoond. Het rechter
subdisplay (23) duidt de temperatuurwaarde in de een-
heid "°F" (= Fahrenheit) aan.
l) Stroommeting in het µA en mA bereik
In het µA meetbereik is een stroommeting tot 400 µA en in het mA meetbereik tot 400
mA mogelijk. Beide stroommeetbereiken zijn beveiligd en derhalve beschermd tegen
overbelasting.
Ga voor de meting van gelijkstromen als volgt te werk:
- Verbind de zwarte meetdraad met de COM bus (14) en de rode meetdraad met de
mA bus (12).
- Wilt u stromen tot max. 4 mA meten, zet dan de keuzeschakelaar voor het bereik
(8) op positie µA
o
resp. voor stromen tot max. 400 mA op positie mA
o
.
- Verbind nu beide meetstiften in serie met het meetobject (batterij, schakeling,
enz.); de betreffende polariteit van de meetwaarde wordt samen met de momente-
le meetwaarde op het hoofddisplay (25) weergegeven.
